Start van deze pagina
Skip navigatie, ga direct naar de Inhoud

Overheid.nl - de wegwijzer naar informatie en diensten van alle overheden.

De wegwijzer naar informatie en diensten van alle overheden

Tekstgrootte
+


Jaargang 2016
Nr. 6129

Gepubliceerd op 2016-07-26
Toon volledige inhoudsopgave



Bekendmaking Reglement van orde voor het college van hoofdingelanden en de commissies Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016

Op 15 juni 2016 heeft het college van hoofdingelanden vastgesteld het:

 

Reglement van orde voor het college van hoofdingelanden en de commissies Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 201

 

Toelichting

Het Reglement van orde bevat de regels voor het functioneren en de vergaderingen van het algemeen bestuur en de adviescommissies van het hoogheemraadschap. In het nieuwe reglement wordt nader vorm gegeven aan het bestuurlijke integriteitsbeleid en de verantwoordelijkheid van de voorzitter daarvoor. Verder is een aantal technische wijzigingen doorgevoerd in verband met de gewijzigde procedure voor de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur. Ten slotte is het reglement op een aantal onderdelen geactualiseerd en gemoderniseerd.

 

De tekst van het Reglement met toelichting treft u hieronder aan.

 

 

Reglement van orde voor het college van hoofdingelanden en de commissies Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    Reglement van bestuur: het Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap;

  • b.

    college van hoofdingelanden: het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap;

  • c.

    college van dijkgraaf en hoogheemraden:

    het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap;

  • d.

    voorzitter: de dijkgraaf van het hoogheemraadschap of diens vervanger, dan wel de voorzitter van een commissie of diens vervanger;

  • e.

    secretaris: de secretaris van het hoogheemraadschap of diens vervanger;

  • f.

    lid: een lid van het college van hoofdingelanden of van een commissie;

  • g.

    hoogheemraad: een lid van het college van dijkgraaf en hoogheemraden, niet zijnde de voorzitter;

  • h.

    portefeuillehouder: lid van het college van dijkgraaf en hoogheemraden dat in het bijzonder is belast met de behartiging van een onderwerp;

  • i.

    amendement: een voorstel tot wijziging van een aanhangig ontwerpbesluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • j.

    subamendement: een voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

  • k.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • l.

    voorstel van orde: een voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • m.

    initiatiefvoorstel: een voorstel tot het nemen van een besluit zonder dat daaraan een ontwerpbesluit van het college van dijkgraaf en hoogheemraden ten grondslag ligt;

  • n.

    interpellatie: een verzoek om inlichtingen aan het college van dijkgraaf en hoogheemraden of een lid daarvan betreffende het door dat college of door dat lid gevoerde bestuur;

  • o.

    steunfractielid: ondersteuner van een fractie, niet zijnde een lid van het college van hoofdingelanden;

  • p.

    (toe)zenden: het op papier of elektronisch versturen of beschikbaar stellen van berichten of documenten.

Artikel 1.2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde gedurende de vergadering;

  • c.

    het doen naleven van dit reglement;

  • d.

    hetgeen de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit, het Reglement van bestuur of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 1.3 De secretaris

  • 1.

    De secretaris kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen deelnemen.

  • 2.

    De secretaris draagt zorg voor voldoende ambtelijke bijstand ten behoeve van het functioneren van het college van hoofdingelanden en de commissies.

Hoofdstuk 2 Toelating nieuwe leden, benoeming hoogheemraden en fracties

Artikel 2.1 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging

  • 1.

    Voor de toelating van nieuwbenoemde leden stelt het college van hoofdingelanden op voordracht van de voorzitter een commissie in, bestaande uit drie leden van het college van hoofdingelanden, waarvan één als voorzitter fungeert.

  • 2.

    De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuwbenoemde leden en het proces-verbaal van het stembureau.

  • 3.

    De commissie wordt bij haar werkzaamheden bijgestaan door de secretaris of een door de secretaris aan te wijzen medewerker.

  • 4.

    De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven, van de andere vereiste stukken en van de geschillen die eventueel met betrekking tot geloofsbrieven of de verkiezing zelf gerezen zijn, verslag uit aan het college van hoofdingelanden en doet daarbij een voorstel tot het nemen van een besluit. In het verslag wordt melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 5.

    Het college van hoofdingelanden beslist terstond over de toelating, tenzij wegens onvolledigheid of onduidelijkheid van de stukken tot verdaging wordt besloten.

  • 6.

    Na een verkiezing als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk IV van de Waterschapswet roept de voorzitter de toegelaten leden van het college van hoofdingelanden op om in de eerste vergadering van het college van hoofdingelanden in nieuwe samenstelling de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 7.

    In geval van vervulling van een tussentijdse vacature roept de voorzitter een nieuwbenoemd lid van het college van hoofdingelanden op om voor de vergadering van het college van hoofdingelanden waarin over diens toelating wordt beslist de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 2.2 Benoeming hoogheemraden

  • 1.

    De benoeming van de hoogheemraden vindt plaats in de vergadering van het college van hoofdingelanden.

  • 2.

    De fractievoorzitters melden de namen van hun kandidaat of kandidaten aan de voorzitter.

  • 3.

    Vóór de vergadering waarin de leden van het college van dijkgraaf en hoogheemraden worden benoemd stelt de voorzitter een onderzoek in naar de integriteit van de kandidaat-leden. Daartoe zal elk kandidaat-lid:

1e. een verklaring omtrent het gedrag conform het profiel politieke ambtsdrager aan de voorzitter overleggen;

2e. een gesprek voeren met de voorzitter aan de hand van een door het kandidaat-lid ingevulde vragenlijst of integriteitsverklaring. Bij dit gesprek is een door de secretaris aangewezen medewerker aanwezig die zorgt voor de verslaglegging;

3e. medewerking verlenen aan nader intern of extern onderzoek indien het college van hoofdingelanden daartoe besluit, op een daartoe strekkend advies van de voorzitter.

  • 4.

    Het college van hoofdingelanden stelt op een daartoe strekkend voorstel van het college van dijkgraaf en hoogheemraden en met inachtneming van het bepaalde in de Waterschapswet en het Reglement van bestuur vast uit hoeveel leden het college van dijkgraaf en hoogheemraden bestaat.

  • 5.

    Bij de benoeming van de hoogheemraden vinden eerst de stemmingen plaats voor het aantal zetels voor de categorie ingezetenen en vervolgens voor de zetel of zetels voor de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven gezamenlijk. Indien er voor de zetel of zetels voor de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven gezamenlijk evenveel kandidaten zijn als door die categorieën te vervullen plaatsen, worden alle kandidaten als benoemd door het college van hoofdingelanden verklaard.

  • 6.

    Bij de benoeming van een hoogheemraad van buiten de kring van het college van hoofdingelanden wordt overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid, een commissie ingesteld die onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Waterschapswet. Artikel 2.1, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.3 Fracties

  • 1.

    De leden van het college van hoofdingelanden die door het stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard alsmede de leden van het college van hoofdingelanden die zijn benoemd overeenkomstig artikel 14, eerste, tweede en derde lid, van de Waterschapswet, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijst slechts één lid verkozen onderscheidenlijk voor een categorie van belanghebbenden slechts één lid benoemd, dan wordt dit lid als afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Een fractie voert in het college van hoofdingelanden als naam de aanduiding die bij de verkiezing boven de kandidatenlijst was geplaatst, onderscheidenlijk de naam ‘Ongebouwd’, ‘Natuurterreinen’ of ‘Bedrijven’.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter. Zolang dit niet is geschied worden voor de categorie ingezetenen de lijsttrekkers en voor de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven de oudsten in leeftijd als fractievoorzitter aangemerkt.

  • 4.

    Indien een of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden, twee of meer fracties als één fractie gaan optreden dan wel een of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter. Met de gewijzigde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerste vergadering van het college van hoofdingelanden na de mededeling aan de voorzitter.

Artikel 2.4 Fractieondersteuning

  • 1.

    Op voordracht van een fractie benoemt het college van hoofdingelanden een of meer steunfractieleden, die de fractie bij haar werkzaamheden ondersteunen.

  • 2.

    Steunfractieleden worden overeenkomstig dit reglement toegelaten, beëdigd en ontslagen.

  • 3.

    Het college van hoofdingelanden stelt nadere regels vast voor de benoeming en de taakvervulling van steunfractieleden alsmede voor de financiële ondersteuning van fracties.

Artikel 2.5 Fractievoorzittersoverleg

  • 1.

    Het college van hoofdingelanden heeft een fractievoorzittersoverleg, bestaande uit de voorzitter, de secretaris en de fractievoorzitters.

  • 2.

    Het fractievoorzittersoverleg wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris.

  • 3.

    Het fractievoorzittersoverleg overlegt in beslotenheid over de volgende onderwerpen:

    • a.

      het algemene functioneren van de commissies en het college van hoofdingelanden;

    • b.

      procedurele aansturing van de werkzaamheden van het college van hoofdingelanden;

    • c.

      voorbereiden en evalueren van regelingen die betrekking hebben op het college van hoofdingelanden;

    • d.

      zaken betreffende vergaderingen, zoals vergaderschema, vergaderorde en dergelijke;

    • e.

      overige zaken die afstemming of vertrouwelijke bespreking behoeven.

  • 4.

    Het overleg komt ten minste één keer per jaar bijeen en voorts op initiatief van de voorzitter of ten minste twee van de fractievoorzitters. De uitnodiging gaat vergezeld van een korte omschrijving van de te bespreken zaak of zaken.

  • 5.

    Het fractievoorzittersoverleg dan wel de voorzitter kan andere personen uitnodigen aan een overleg of een gedeelte daarvan deel te nemen.

  • 6.

    Van het overleg wordt een verslag op hoofdlijnen opgesteld, dat wordt toegezonden aan de leden van het college van hoofdingelanden.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

§ 1 Tijd van vergaderen, voorbereidingen

Artikel 3.1 Vergaderfrequentie

  • 1.

    Het college van hoofdingelanden vergadert volgens een daartoe van tevoren door hem vast te stellen vergaderschema.

  • 2.

    Het college van hoofdingelanden vergadert voorts indien de voorzitter of het college van dijkgraaf en hoogheemraden dit nodig oordelen of indien ten minste zes leden daarom schriftelijk en met opgave van redenen verzoeken.

Artikel 3.2 Dag, tijd en plaats van vergaderen

De voorzitter bepaalt de dag, het tijdstip en de plaats van de vergaderingen.

Artikel 3.3 Oproep, agenda

  • 1.

    De voorzitter zendt de leden ten minste twaalf dagen vóór een vergadering, spoedeisende vergaderingen uitgezonderd, een oproep onder vermelding van de dag, tijd en plaats van de vergadering.

  • 2.

    De oproeping vermeldt de onderwerpen die in de vergadering worden behandeld in de volgorde waarin deze aan de orde worden gesteld.

  • 3.

    Het college van hoofdingelanden kan besluiten de volgorde van behandeling te wijzigen.

  • 4.

    Het college van hoofdingelanden kan op voorstel van de voorzitter of een lid in spoedeisende gevallen besluiten onderwerpen die niet in de oproeping zijn vermeld terstond in behandeling te nemen.

  • 5.

    De voorzitter kan na het verzenden van de oproeping zo nodig een aanvullende agenda doen uitgaan. De daarop vermelde voorstellen worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee maal 24 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

  • 6.

    Wanneer het college van hoofdingelanden een onderwerp onvoldoende voorbereid acht voor de openbare beraadslaging, kan het besluiten tot verwijzing naar een commissie of tot terugzending naar het college van dijkgraaf en hoogheemraden om nadere inlichtingen of om advies.

Artikel 3.4 Toezending stukken

  • 1.

    De voorzitter zorgt ervoor dat de te behandelen voorstellen, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste tien dagen vóór de vergadering aan de leden worden toegezonden.

  • 2.

    De notulen van de voorgaande vergadering worden zo mogelijk gelijktijdig met de overige voorstellen aan de leden toegezonden.

Artikel 3.5 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    De stukken die dienen ter toelichting van de voorstellen en die niet in kopie aan de leden worden toegezonden, worden gelijktijdig met het verzenden van de voorstellen voor de leden in het kantoor van het hoogheemraadschap ter inzage gelegd. Indien na dit tijdstip stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.

  • 2.

    Een lid mag een origineel van een ter inzage gelegd stuk niet buiten het kantoor van het hoogheemraadschap brengen. Een lid mag een kopie van een ter inzage gelegd stuk slechts voor eigen gebruik buiten het kantoor van het hoogheemraadschap brengen.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid blijven stukken, omtrent de inhoud waarvan ingevolge artikel 37, eerste of tweede lid, van de Waterschapswet geheimhouding is opgelegd, onder berusting van de secretaris, die de leden inzage verleent.

  • 4.

    Indien leden dit wensen, verstrekt de secretaris of een door hem aan te wijzen medewerker hun de nodige toelichting op de te behandelen zaken.

Artikel 3.6 Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt ter openbare kennis gebracht door aankondiging op de voorgeschreven wijze alsmede op de internetsite van het hoogheemraadschap.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, de aanvangstijd en plaats alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar de agenda en de daarbij behorende voorstellen kunnen worden ingezien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht.

  • 3.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden, voor zover digitaal beschikbaar, ook op de internetsite van het hoogheemraadschap geplaatst.

§ 2 Orde van de vergaderingen

Artikel 3.7 Presentielijst, verhindering

  • 1.

    Ieder ter vergadering komend lid tekent onmiddellijk na binnenkomst in de vergaderzaal de presentielijst.

  • 2.

    Een lid dat is verhinderd de vergadering bij te wonen geeft daarvan zo mogelijk vóór de aanvang van de vergadering kennis aan de secretaris.

  • 3.

    Een lid dat vóór de sluiting de vergadering verlaat, geeft, onvoorziene gevallen uitgezonderd, daarvan bij het begin van de vergadering kennis aan de voorzitter.

  • 4.

    Na afloop van de vergadering wordt de presentielijst door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 3.8 Zitplaatsen

  • 1.

    De leden hebben een vaste zitplaats, die hen door de voorzitter bij de aanvang van een nieuwe zittingsperiode van het college van hoofdingelanden en voorts telkenmale na de toelating van een nieuw lid wordt aangewezen.

  • 2.

    De leden van het college van dijkgraaf en hoogheemraden alsmede de secretaris nemen plaats ter weerszijden van de voorzitter, met dien verstande dat de secretaris plaatsneemt direct ter linkerzijde van de voorzitter.

Artikel 3.9 Openbaarheid, toehoorders en pers

  • 1.

    De vergaderingen van het college van hoofdingelanden zijn openbaar, tenzij toepassing is gegeven aan het bepaalde in paragraaf 5 van dit hoofdstuk.

  • 2.

    Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

Artikel 3.10 Opening vergadering; vergaderquorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde tijdstip indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, deelt de voorzitter, nadat hij de namen van de afwezige leden heeft voorgelezen, mee dat de vergadering niet wordt geopend.

  • 3.

    Indien ingevolge het tweede lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het verzenden van de oproeping is gelegen.

  • 4.

    Op de vergadering bedoeld in het derde lid zijn het eerste en tweede lid niet van toepassing. Het college van hoofdingelanden kan echter over andere aangelegenheden dan die voor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering waren geagendeerd alleen beraadslagen of besluiten indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 3.11 Notulen

  • 1.

    Tijdens elke vergadering worden zo mogelijk de notulen van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 2.

    De notulen moeten ten minste inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de secretaris en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die met of zonder kennisgeving afwezig waren;

    • b.

      een nauwgezet verslag van het gesprokene door de toehoorders die op grond van artikel 3.18 het woord voerden, met vermelding van hun namen;

    • c.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • d.

      een nauwgezet verslag van het gesprokene door de leden die het woord voerden, met vermelding van hun namen;

    • e.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met bij hoofdelijke stemming vermelding van de leden die voor of tegen stemden en de leden die op grond van artikel 38a van de Waterschapswet niet aan de stemming hebben deelgenomen;

    • f.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties en amendementen;

    • g.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 3.17 door het college van hoofdingelanden is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 3.

    De notulen worden opgesteld onder de zorg van de secretaris.

  • 4.

    De leden hebben het recht een voorstel tot verandering van de notulen aan het college van hoofdingelanden te doen, indien deze onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven wat gezegd of besloten is.

  • 5.

    De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

  • 6.

    De toehoorders die gebruik hebben gemaakt van het spreekrecht ontvangen een exemplaar van de vastgestelde notulen.

Artikel 3.12 Ingekomen stukken

De agenda vermeldt de ingekomen stukken die aan het college van hoofdingelanden gericht zijn. Het college van hoofdingelanden beslist op voorstel van de voorzitter over de afdoening daarvan.

Artikel 3.13 Spreekregels

  • 1.

    Een lid voert slechts het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van deze verkregen te hebben.

  • 2.

    De voorzitter verleent het woord in een door hem te bepalen volgorde.

  • 3.

    De leden spreken vanaf hun plaats en richten zich tot de voorzitter en via deze tot anderen.

  • 4.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden vanaf een andere plaats spreken.

  • 5.

    Het college van hoofdingelanden kan op voorstel van de voorzitter of van een lid voor daarbij te bepalen onderwerpen regels stellen omtrent de spreektijd van leden of fracties.

Artikel 3.14 Spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij het college van hoofdingelanden anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn is afgesloten nadat het college van dijkgraaf en hoogheemraden of de voorzitter op het door de leden gesprokene hebben geantwoord.

  • 3.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    In een tweede of volgende termijn worden in de regel geen elementen, feiten of punten behandeld die reeds in een vorige termijn aan de orde zijn geweest.

  • 5.

    Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de portefeuillehouder;

    • b.

      de rapporteur van een commissie;

    • c.

      het lid dat een amendement, een subamendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor zover het betreft dat amendement, dat subamendement, die motie of dat voorstel.

  • 6.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit of over een voorstel van orde.

Artikel 3.15 Handhaving orde

  • 1.

    De voorzitter kan de vergadering ter handhaving van de orde voor een door hem te bepalen tijd schorsen en deze, indien de orde na de heropening opnieuw wordt verstoord, sluiten.

  • 2.

    Een spreker mag in zijn rede niet worden gestoord, behoudens door de voorzitter om hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren.

  • 3.

    Interrupties zijn toegestaan, tenzij de voorzitter beslist dat de spreker zijn betoog zonder verdere interrupties zal afronden.

  • 4.

    Indien een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp dat in behandeling is, dan wel de orde verstoort, roept de voorzitter hem tot de orde. Indien het lid hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 5.

    De voorzitter kan het college van hoofdingelanden voorstellen een lid dat door zijn gedragingen de goede gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming ervan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk; zo nodig laat de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 3.16 Beraadslaging

  • 1.

    De voorzitter kan voorstellen over een of meer onderdelen van een voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan het college van hoofdingelanden besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college van dijkgraaf en hoogheemraden of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad.

  • 3.

    De beraadslaging wordt hervat nadat de schorsingsperiode is verstreken.

Artikel 3.17 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1.

    Het college van hoofdingelanden kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging over het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

  • 3.

    Op degene die op grond van dit artikel deelneemt aan de beraadslaging zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.18 Spreekrecht toehoorders

  • 1.

    Na de opening van de vergadering kunnen toehoorders het woord voeren over onderwerpen die op de agenda opgenomen zijn, doch niet over onderwerpen die het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen betreffen.

  • 2.

    De toehoorders die van het spreekrecht gebruik willen maken melden dit voor de opening van de vergadering aan de voorzitter of aan een door deze aangewezen medewerker.

  • 3.

    De leden beperken zich tot het stellen van verhelderende vragen aan de insprekers.

  • 4.

    Zij die zich als spreker hebben aangemeld, verkrijgen van de voorzitter achtereenvolgens gedurende maximaal vijf minuten het woord, tenzij de voorzitter anders beslist, waarbij het recht om in te spreken voorop staat.

  • 5.

    De voorzitter kan een maximum stellen aan de spreektijd die totaal beschikbaar is voor toehoorders. Indien nodig wordt de beschikbare spreektijd evenredig over hen verdeeld.

  • 6.

    De voorzitter verleent het woord in het algemeen in de volgorde waarin het is gevraagd.

Artikel 3.19 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat het college van hoofdingelanden tot stemming overgaat heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 3.20 Beslissing

Na de beraadslaging en beslissing over eventuele amendementen en subamendementen wordt over het voorstel in zijn geheel, zoals het dan luidt, een eindbeslissing genomen.

Artikel 3.21 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde betreft uitsluitend de orde van de vergadering.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist het college van hoofdingelanden terstond.

Artikel 3.22 Orde toehoorders

  • 1.

    Het is toehoorders verboden tekenen van goed- of afkeuring te geven of op andere wijze de orde te verstoren.

  • 2.

    De voorzitter is bevoegd toehoorders die de orde op enigerlei wijze verstoren en zo nodig andere toehoorders het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen; zo nodig laat de voorzitter hen verwijderen.

  • 3.

    De voorzitter is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

Artikel 3.23 Geluid- en beeldregistraties

  • 1.

    Degenen die tijdens de vergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. De voorzitter doet hiervan mededeling aan de vergadering.

  • 2.

    Het college van hoofdingelanden kan besluiten dat zijn vergaderingen via radio, televisie of internet kunnen worden gevolgd.

Artikel 3.24 Mobiele telefoons

Tijdens de vergadering is het niet toegestaan in de vergaderzaal mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering te gebruiken of ingeschakeld te houden, tenzij de voorzitter daarvoor toestemming heeft verleend.

§ 3 Rechten van leden

Artikel 3.25 Amendementen en subamendementen

  • 1.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd tijdens de beraadslagingen amendementen voor te stellen op het voorliggende besluit.

  • 2.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een subamendement voor te stellen.

  • 3.

    Een amendement of subamendement wordt schriftelijk bij de voorzitter ingediend, tenzij de voorzitter met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde oordeelt dat met mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4.

    Voordat het college van hoofdingelanden over een amendement of een subamendement heeft besloten, kan dit te allen tijde door de indiener worden ingetrokken.

Artikel 3.26 Splitsing van voorstellen

  • 1.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is kan tijdens de beraadslagingen voorstellen een voorstel te splitsen in een of meer onderdelen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 2.

    Een voorstel tot splitsing wordt schriftelijk bij de voorzitter ingediend, tenzij de voorzitter met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde oordeelt dat met mondelinge indiening kan worden volstaan.

Artikel 3.27 Moties

  • 1.

    Ieder in de vergadering aanwezig lid is bevoegd een motie in te dienen.

  • 2.

    Een motie wordt schriftelijk bij de voorzitter ingediend.

  • 3.

    De voorzitter plaatst de motie zo spoedig mogelijk op de agenda van een vergadering.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5.

    Intrekking van een motie door de indiener of indieners is mogelijk totdat besluitvorming over de motie heeft plaatsgevonden.

Artikel 3.28 Interpellaties

  • 1.

    Indien een lid over een onderwerp dat niet op de agenda voorkomt, inlichtingen verlangt van het college van dijkgraaf en hoogheemraden of een lid daarvan, kan hij aan de vergadering toestemming vragen tot het houden van een interpellatie.

  • 2.

    Een verzoek tot het houden van een interpellatie wordt tenminste zeven dagen voor de vergadering bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat tevens de bij de interpellatie te stellen vragen.

  • 3.

    De voorzitter draagt er zorg voor dat de overige leden zo spoedig mogelijk op de hoogte worden gesteld van het verzoek.

  • 4.

    Het college van hoofdingelanden beslist bij aanvang van de vergadering of toestemming wordt verleend tot het houden van de interpellatie en stelt, wanneer de toestemming wordt verleend, het tijdstip daarvoor vast. Als regel wordt de interpellatie nog in dezelfde vergadering gehouden.

  • 5.

    Bij een interpellatie kunnen moties over het in behandeling genomen onderwerp worden ingediend.

  • 6.

    Bij een interpellatie voert de interpellant niet meer dan tweemaal en andere leden, niet zijnde leden van het college van dijkgraaf en hoogheemraden, niet meer dan eenmaal het woord, tenzij de voorzitter hiervoor toestemming geeft. Wordt tijdens de interpellatie een motie ingediend, dan kan in derde termijn worden gesproken.

Artikel 3.29 Initiatiefvoorstellen

  • 1.

    Ieder lid heeft het recht voorstellen aan het college van hoofdingelanden te doen die buiten de agenda vallen.

  • 2.

    De voorzitter plaatst het voorstel zo spoedig mogelijk op de agenda van de vergadering.

  • 3.

    Op voorstel van het college beslist het college van hoofdingelanden of het voorstel voor kennisgeving wordt aangenomen, direct in behandeling wordt genomen of om advies in handen van het college van dijkgraaf en hoogheemraden wordt gesteld.

  • 4.

    Indien het college van hoofdingelanden beslist tot het direct in behandeling nemen van het voorstel, vindt behandeling van het voorstel plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 3.30 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Ieder lid kan aan het college van dijkgraaf en hoogheemraden of de voorzitter schriftelijk vragen stellen. De vragen kunnen tevens inhouden een verzoek om inlichtingen te verstrekken over het door het college of de voorzitter gevoerde bestuur als bedoeld in de artikelen 89 en 97 van de Waterschapswet.

  • 2.

    De vragen worden kort en duidelijk geformuleerd en kunnen van een toelichting worden voorzien.

  • 3.

    De vragen worden bij de voorzitter ingediend.

  • 4.

    De beantwoording geschiedt schriftelijk en vindt zo spoedig mogelijk plaats, doch in elk geval binnen 30 dagen nadat de vragen zijn binnengekomen.

  • 5.

    Indien beantwoording niet binnen de in het vorige lid bedoelde termijn kan plaatsvinden, ontvangt de vragensteller daarvan gemotiveerd bericht, waarbij de termijn wordt aangegeven waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden.

  • 6.

    De vragen, de antwoorden en de berichten bedoeld in het vorige lid worden zo spoedig mogelijk aan de leden toegezonden.

Artikel 3.31 Mondelinge vragen

  • 1.

    Ieder lid dat ter vergadering aanwezig is heeft het recht de voorzitter of andere leden van het college van dijkgraaf en hoogheemraden door middel van korte mondelinge vragen verzoeken feitelijke informatie te verstrekken over onderwerpen die buiten de orde van de vergadering zijn.

  • 2.

    De voorzitter geeft gelegenheid tot het stellen van vragen aan het begin van iedere vergadering, bij de behandeling van de vaste agendapunten.

  • 3.

    De vragen worden uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering per brief of e-mail ter kennis van het college gebracht. De indieners kunnen hun vragen in de vergadering kort toelichten.

  • 4.

    De gevraagde informatie wordt ter vergadering mondeling of, indien dat niet mogelijk is, zo spoedig mogelijk na de vergadering schriftelijk verstrekt.

Artikel 3.32 Volgorde vragenstellers en spreektijden

  • 1.

    De voorzitter bepaalt de volgorde waarin de vragen tijdens de vergadering worden gesteld.

  • 2.

    De voorzitter kan weigeren een vraag te behandelen indien het onderwerp naar zijn oordeel niet voldoende nauwkeurig omschreven is, te gedetailleerd is of indien het onderwerp reeds in procedure is of op de agenda staat.

  • 3.

    De voorzitter kan een maximum stellen aan de tijd die totaal beschikbaar is voor mondelinge vragen.

  • 4.

    De vragensteller wordt voor ten hoogste twee minuten het woord verleend. Het lid van het college tot wie de vraag gericht is wordt voor ten hoogste drie minuten het woord verleend om de vraag te beantwoorden.

  • 5.

    Na de beantwoording wordt de vragensteller twee minuten het woord verleend om aan een of meer leden van het college aanvullende vragen te stellen. Aan ieder tot wie de vragen gericht zijn wordt voor ten hoogste drie minuten het woord verleend om de vragen te beantwoorden.

  • 6.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden, ieder voor ten hoogste een minuut, het woord verlenen om vragen te stellen over hetzelfde onderwerp. Aan ieder tot wie vragen zijn gericht wordt voor ten hoogste drie minuten het woord verleend om de vraag te beantwoorden.

  • 7.

    Tijdens het vragenstellen worden geen interrupties toegestaan en kunnen geen moties worden ingediend.

  • 8.

    Onderwerpen die aan het einde van het vragenstellen nog niet aan de orde zijn geweest komen te vervallen. Het lid kan het onderwerp voor de volgende vergadering opnieuw bij de voorzitter aanmelden.

§ 4 Stemmingen

Artikel 3.33 Wijze van stemming

  • 1.

    Nadat de beraadslaging is gesloten of indien niemand het woord verlangt, brengt de voorzitter het voorstel tot besluitvorming.

  • 2.

    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt verlangd en ook de voorzitter stemming niet noodzakelijk acht, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 3.

    De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geschiedt schriftelijk.

  • 4.

    De stemming over zaken geschiedt bij handopsteken, tenzij de voorzitter of een van de leden hoofdelijke stemming verlangt.

Artikel 3.34 Schriftelijke stemming

  • 1.

    Een schriftelijke stemming geschiedt bij gesloten en ongetekende stembriefjes.

  • 2.

    De voorzitter benoemt drie leden tot stembureau.

  • 3.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes zijn identiek.

  • 4.

    Over elke benoeming, voordracht of aanbeveling vindt een afzonderlijke stemming plaats. Het college van hoofdingelanden kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één stembriefje.

  • 5.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het derde lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 6.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid worden de leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd geacht geen stem te hebben uitgebracht. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje worden in elk geval verstaan:

    • a.

      een blanco stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      indien het een benoeming op voordracht betreft, een stembriefje waarbij op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een ander persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 7.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het college van hoofdingelanden op voorstel van de voorzitter.

  • 8.

    De uitslag van de stemming wordt onmiddellijk aan het college van hoofdingelanden bekend gemaakt.

  • 9.

    Onder de zorg van de secretaris worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 3.35 Herstemming bij schriftelijke stemming

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij de tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd.

  • 3.

    Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming tussen die personen die een gelijk aantal stemmen hebben behaald, uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 4.

    Indien bij een tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 3.36 Loting

  • 1.

    Wanneer een loting moet plaatsvinden, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben door de voorzitter op afzonderlijke, identieke briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter één van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje vermeld is, is gekozen dan wel toegelaten tot de derde stemming.

Artikel 3.37 Stemming over zaken

  • 1.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van artikel 38a van de Waterschapswet van stemming moet onthouden, is verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 2.

    Tenzij de vergadering voltallig is of de stemming een voorstel van orde betreft, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 3.

    Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het vorige lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

  • 4.

    Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle zitting hebbende leden die aan de stemming mogen deelnemen, een stem hebben uitgebracht.

  • 5.

    Indien de stemmen staken bij de stemming over een voorstel van orde, is het voorstel niet aangenomen.

  • 6.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

  • 7.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen dat zij geacht willen worden tegen een genomen besluit te hebben gestemd of dat zij op grond van een stemverbod als bedoeld in artikel 38a van de Waterschapswet niet aan de stemming hebben deelgenomen.

Artikel 3.38 Hoofdelijke stemming

  • 1.

    Indien hoofdelijke stemming wordt gevraagd, deelt de voorzitter mee bij welk lid de stemming aanvangt. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen. De stemming begint bij het lid wiens naam achter het volgnummer is vermeld. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 2.

    De voorzitter roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen of verzoekt de secretaris dit te doen.

  • 3.

    De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 4.

    Indien een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem heeft vergist, kan hij deze vergissing herstellen voordat het volgende lid heeft gestemd dan wel, indien hij als laatste stemde, totdat de voorzitter de uitslag van de stemming bekendmaakt. Merkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, alleen aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen wijziging.

Artikel 3.39 Stemming over amendementen, subamendementen en moties

  • 1.

    Indien op een voorstel een amendement is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen zijn ingediend, wordt eerst over het meest verstrekkende amendement of subamendement gestemd.

  • 4.

    Wordt een amendement of subamendement van verdere strekking als bedoeld in het vorige lid aangenomen, dan vervallen de minder verstrekkende amendementen of subamendementen.

  • 5.

    Indien aangaande een voorstel een motie is of wordt ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

§ 5 Besloten vergaderingen

Artikel 3.40 Algemeen

  • 1.

    Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2.

    Bij een besloten vergadering zijn slechts de voorzitter, de leden en de secretaris aanwezig.

  • 3.

    De voorzitter kan voorts, met instemming van het college van hoofdingelanden, bepalen dat andere medewerkers dan de secretaris of andere daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende personen bij de besloten vergadering of een gedeelte daarvan aanwezig zijn.

Artikel 3.41 Geheimhouding

  • 1.

    Vóór het einde van de besloten vergadering beslist het college van hoofdingelanden of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. Desgewenst kan het daarvoor een termijn stellen.

  • 2.

    De besluiten die in een besloten vergadering zijn genomen worden door de voorzitter zo spoedig mogelijk daarna bekendgemaakt, tenzij het college van hoofdingelanden heeft besloten dat ook daarvoor, al dan niet voor een bepaalde termijn, geheimhouding zal gelden.

  • 3.

    Het college van hoofdingelanden kan in een volgende besloten vergadering besluiten de in het eerste en tweede lid bedoelde geheimhouding op te heffen.

  • 4.

    Indien het college van hoofdingelanden op grond van artikel 37, vierde lid van de Waterschapswet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover in een besloten vergadering overleg gevoerd met het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, indien dat orgaan hierom verzoekt.

Artikel 3.42 Notulen

  • 1.

    De notulen van een besloten vergadering worden in een gesloten envelop aan de leden gezonden.

  • 2.

    De notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt het college van hoofdingelanden een besluit over het al of niet openbaar maken van de notulen.

  • 3.

    De vastgestelde notulen van de besloten vergadering worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Hoofdstuk 4 Commissies

§ 1 Algemeen

Artikel 4.1 Instelling commissies

Het college van hoofdingelanden besluit tot het instellen van vaste of tijdelijke commissies.

§ 2 Vaste commissies

Artikel 4.2 Taak

  • 1.

    Een vaste commissie adviseert het college van hoofdingelanden en het college van dijkgraaf en hoogheemraden desgevraagd over onderwerpen die tot het taakveld van de commissie behoren.

  • 2.

    Een vaste commissie wordt in principe geraadpleegd over:

    • a.

      voorstellen inzake door het college van hoofdingelanden te nemen besluiten en te bepalen beleid;

    • b.

      notities of stukken, hoe ook genaamd, inzake de toetsing van door het college van hoofdingelanden vastgesteld beleid.

  • 3.

    Raadpleging van een vaste commissie kan geschieden voordat dan wel nadat het college van dijkgraaf en hoogheemraden zijn standpunt over een onderwerp heeft bepaald.

Artikel 4.3 Samenstelling

  • 1.

    Indien het college van hoofdingelanden besluit tot het instellen van een vaste commissie, regelt het daarbij tevens samenstelling en taken van de commissie alsmede andere zaken die voor het functioneren van de commissie van belang zijn.

  • 2.

    Elke fractie wijst het lid of de leden aan die de fractie in een vaste commissie vertegenwoordigen.

  • 3.

    Voor elk lid kan tevens een plaatsvervangend lid worden aangewezen, dat het lid bij afwezigheid vervangt.

  • 4.

    De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van een vaste commissie worden door het college van hoofdingelanden aangewezen uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen. De aanwijzing geschiedt voor ten minste twee jaar.

  • 5.

    Op uitnodiging van de voorzitter kunnen de leden van het college van hoofdingelanden zich kandidaat stellen voor het voorzitterschap of het plaatsvervangend voorzitterschap van een vaste commissie.

  • 6.

    Indien voor een functie meer kandidaten beschikbaar zijn vindt over hen een stemming plaats in het college van hoofdingelanden.

  • 7.

    Indien nodig voorziet het college van dijkgraaf en hoogheemraden in het voorzitterschap of het plaatsvervangend voorzitterschap van een commissie.

  • 8.

    Een fractie kan een steunfractielid als plaatsvervangend lid van een commissie aanwijzen. Op het steunfractielid zijn de bepalingen van deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4.4 Zittingsduur, einde lidmaatschap en vacatures

  • 1.

    De voorzitter en de leden van een vaste commissie treden af op de dag waarop de leden van het college van hoofdingelanden aftreden.

  • 2.

    Het lidmaatschap van een commissie eindigt voorts:

    • a.

      bij tussentijdse aftreding als lid van het college van hoofdingelanden;

    • b.

      op eigen verzoek.

  • 3.

    In een vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien volgens de in artikel 4.3 bepaalde procedure.

Artikel 4.5 Ambtelijke bijstand

  • 1.

    Een commissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris, aangewezen door de secretaris van het hoogheemraadschap.

  • 2.

    Bij afwezigheid van de ambtelijk secretaris wijst de secretaris van het hoogheemraadschap een plaatsvervanger aan.

  • 3.

    De ambtelijk secretaris assisteert de voorzitter met het opstellen van de agenda en het op tijd oproepen van de commissieleden.

  • 4.

    De ambtelijk secretaris draagt zorg voor de verslaglegging van de commissievergaderingen.

Artikel 4.6 Vergaderingen

  • 1.

    Een vaste commissie vergadert als regel voorafgaande aan de vergaderingen van het college van hoofdingelanden en voorts zo vaak als de voorzitter van de commissie dit nodig oordeelt of ten minste twee leden schriftelijk en onder opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 2.

    Een commissie vergadert in het openbaar. De deuren worden gesloten wanneer de voorzitter van de commissie of twee van de aanwezige leden dit nodig oordelen. Nadat de deuren gesloten zijn beslist de commissie of inderdaad met gesloten deuren zal worden beraadslaagd.

  • 3.

    De commissie kan ten aanzien van het behandelde in een besloten vergadering alsmede ten aanzien van de daarop betrekking hebbende stukken geheimhouding opleggen.

Artikel 4.7 Agenda

De voorzitter van de commissie stelt in overleg met de voorzitter van het college van hoofdingelanden de agenda voor een commissievergadering vast.

Artikel 4.8 Oproep vergadering

  • 1.

    De voorzitter van de commissie zendt de leden ten minste tien dagen vóór een vergadering, spoedeisende vergaderingen uitgezonderd, een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, tijd en plaats van de vergadering.

  • 2.

    De agenda en de bijbehorende stukken worden gelijktijdig met de oproeping toegezonden aan de commissieleden.

  • 3.

    De commissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de commissie besluiten onderwerpen die niet in de oproepingsbrief zijn vermeld terstond in behandeling te nemen.

Artikel 4.9 Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt ter openbare kennis gebracht door aankondiging op de voorgeschreven wijze alsmede op de internetsite van het hoogheemraadschap.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, de aanvangstijd en plaats alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar de agenda en de daarbij behorende voorstellen kunnen worden ingezien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht.

  • 3.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden, voor zover digitaal beschikbaar, ook op de internetsite van het hoogheemraadschap geplaatst.

Artikel 4.10 Bijwonen vergaderingen door leden van het college van dijkgraaf en hoogheemraden

De leden van het college van dijkgraaf en hoogheemraden zijn bevoegd de vergaderingen bij te wonen van een commissie waarin zij geen zitting hebben. Zij hebben daarin een raadgevende stem.

Artikel 4.11 Opening vergadering; vergaderquorum

  • 1.

    De voorzitter van de commissie opent de vergadering op het vastgestelde tijdstip indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een half uur na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, deelt de voorzitter mee dat de vergadering niet wordt geopend.

  • 3.

    Indien ingevolge het tweede lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel opnieuw een vergadering.

  • 4.

    Op de vergadering bedoeld in het derde lid zijn het eerste en tweede lid niet van toepassing. Een commissie kan echter over andere aangelegenheden dan die voor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering waren geagendeerd alleen beraadslagen of besluiten indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 4.12 Handhaving orde

  • 1.

    De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde.

  • 2.

    Ten aanzien van de orde van de vergadering zijn de artikelen 3.13 tot en met 3.15 en 3.21 tot en met 3.24 van dit reglement van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4.13 Spreekrecht toehoorders

  • 1.

    Aan het begin van de vergadering kunnen toehoorders het woord voeren over onderwerpen die behoren tot de aangelegenheden waarover de commissie adviseert, doch niet over onderwerpen die het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen betreffen.

  • 2.

    De toehoorders die van het spreekrecht gebruik willen maken, melden dit voor de opening van de vergadering aan de voorzitter of aan een door deze aangewezen medewerker.

  • 3.

    Voor de toehoorder die in de gelegenheid wordt gesteld het woord te voeren geldt een door de voorzitter te bepalen spreektijd.

  • 4.

    De voorzitter verleent het woord in het algemeen in de volgorde waarin het is gevraagd.

  • 5.

    De voorzitter draagt zorg voor een ordelijk verloop van het inspreken door toehoorders.

Artikel 4.14 Advisering

  • 1.

    Een commissie besluit alleen over uit te brengen adviezen indien, met inbegrip van de voorzitter, ten minste de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 2.

    Een commissie brengt schriftelijk advies uit, tenzij overlegging van het verslag van de vergadering voldoende wordt geacht.

  • 3.

    Een commissie brengt advies uit via het college van dijkgraaf en hoogheemraden, dat zijn bevindingen over het advies kenbaar maakt aan het college van hoofdingelanden.

Artikel 4.15 Stemming

  • 1.

    In de vergadering heeft ieder lid een stem.

  • 2.

    Een commissie besluit bij meerderheid van stemmen.

  • 3.

    Het voorstel over uit te brengen adviezen wordt geacht te zijn aangenomen, tenzij een lid daarover stemming verlangt.

  • 4.

    Indien geen stemming plaatsvindt, kan een lid aantekening vragen dat hij geacht wil worden te hebben tegengestemd.

  • 5.

    De stemming over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende stembriefjes.

  • 6.

    Bij de in het verslag opgenomen adviezen wordt tevens de stemverhouding vermeld, met inbegrip van de namen van de voor- en tegenstemmers. Indien de minderheid dit verlangt, maakt de commissie bij het uitbrengen van haar advies tevens de opvattingen van de minderheid kenbaar.

  • 7.

    Indien een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem heeft vergist, kan hij deze vergissing herstellen voordat het volgende lid heeft gestemd dan wel, indien hij als laatste stemde, totdat de voorzitter de uitslag van de stemming bekendmaakt. Merkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, alleen aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen wijziging.

Artikel 4.16 Verslag

  • 1.

    Van het in de vergadering behandelde wordt een beknopt verslag gemaakt. Het ontwerpverslag wordt zo spoedig mogelijk toegezonden aan de leden van het college van dijkgraaf en hoogheemraden en aan de leden van het college van hoofdingelanden, vóór hun eerstvolgende vergadering.

  • 2.

    Het ontwerpverslag van de vorige vergadering wordt direct na opening van de vergadering aan de commissie ter vaststelling aangeboden.

  • 3.

    De toehoorders die gebruik hebben gemaakt van het spreekrecht ontvangen een exemplaar van het vastgestelde verslag.

  • 4.

    Van een met gesloten deuren gehouden vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij de commissie anders beslist.

  • 5.

    Een verslag als bedoeld in het vierde lid wordt aan de leden toegezonden. Indien er in de eerstvolgende vergadering geen opmerkingen zijn over dit verslag, wordt het vastgesteld. Zijn er wel opmerkingen dan wordt het verslag direct na de openbare vergadering in een besloten vergadering aan de orde gesteld.

Artikel 4.17 Advisering zonder vergadering

  • 1.

    Indien noodzakelijk kan een commissie, in afwijking van het bepaalde in artikel 4.14, advies uitbrengen zonder in vergadering bijeen te zijn geweest.

  • 2.

    Overleg over het uit te brengen advies kan op iedere wijze plaatsvinden. Een commissie wordt eerst geacht een besluit te hebben genomen wanneer meer dan de helft van het aantal leden zich uitdrukkelijk heeft uitgesproken over het uit te brengen advies.

  • 3.

    Wanneer meer dan de helft van het aantal leden zich niet uitdrukkelijk heeft uitgesproken over het uit te brengen advies, wordt de commissie geacht met het advies te hebben ingestemd.

  • 4.

    Adviezen die op grond van dit artikel zijn uitgebracht worden ter bekrachtiging geagendeerd voor de eerstvolgende reguliere vergadering. De beraadslagingen kunnen alsdan niet leiden tot een ander dan het reeds uitgebrachte advies.

§ 3 Rekenkamercommissie

Artikel 4.18 Instelling

  • 1.

    Er is een vaste commissie onder de naam Rekenkamercommissie.

  • 2.

    Samenstelling, taak en werkwijze van de Rekenkamercommissie worden door het college van hoofdingelanden bij afzonderlijke regeling geregeld.

§ 4 Tijdelijke commissies

Artikel 4.19 Instelling

  • 1.

    Indien het college van hoofdingelanden besluit tot het instellen van een tijdelijke commissie, regelt het daarbij tevens samenstelling, taak, werkwijze en zittingsduur van de commissie, alsook andere zaken die voor het functioneren van de commissie noodzakelijk zijn.

  • 2.

    Tenzij in het instellingsbesluit anders is bepaald, zijn op de vergaderingen van een tijdelijke commissie de artikelen 4.5 tot en met 4.12 van dit reglement zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4.20 Taakverdeling

  • 1.

    Tenzij in het instellingsbesluit anders is bepaald, benoemt de commissie uit haar midden een voorzitter en een rapporteur, met dien verstande dat de voorzitter ook als rapporteur kan worden benoemd.

  • 2.

    De commissie wordt, zo zij dit verlangt, bijgestaan door de secretaris.

  • 3.

    De secretaris kan in zijn plaats een ambtenaar aanwijzen die als secretaris van de commissie optreedt, tenzij de commissie uit haar midden een secretaris aanwijst.

Artikel 4.21 Voorbereiden en uitbrengen advies

  • 1.

    De voorzitter zendt de in handen van de commissie te stellen stukken terstond aan de voorzitter van de commissie.

  • 2.

    Ieder lid kan bij de commissie een door hem ondertekend stuk inzenden, bevattende zijn opmerkingen over de zaak waarvan het onderwerp aan de commissie is opgedragen.

  • 3.

    Tenzij haar opdracht anders luidt, brengt de commissie schriftelijk advies uit.

  • 4.

    De commissie adviseert bij meerderheid van stemmen. Het gevoelen van een eventuele minderheid wordt, zo deze dit verlangt, in het advies of in een afzonderlijk stuk vermeld.

  • 5.

    Indien geen meerderheid kan worden gevormd tot het uitbrengen van een bepaald advies, worden de onderscheiden meningen in het advies vermeld.

  • 6.

    Het advies wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie. Indien aan de commissie geen secretaris is toegevoegd, wordt het advies door alle leden van de commissie ondertekend.

  • 7.

    Na ondertekening wordt het advies aan de voorzitter gezonden, die de leden daarvan zo spoedig mogelijk een exemplaar doet toekomen.

Artikel 4.22 Bijwonen vergaderingen door voorzitter

  • 1.

    De voorzitter kan de vergaderingen van een bijzondere commissie bijwonen en heeft alsdan daarin een adviserende stem.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien het betreft een vertrouwenscommissie voor de benoeming of herbenoeming van de voorzitter, dan wel indien de commissie is ingesteld of mede is ingesteld om het functioneren van de voorzitter te onderzoeken.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van dit reglement beslist het college van hoofdingelanden op voorstel van de voorzitter.

Artikel 5.2 Intrekking, inwerkingtreding

  • 1.

    Het Reglement van orde voor het college van hoofdingelanden en de commissies Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2010 (reg.nr. 09.31999) wordt ingetrokken.

  • 2.

    Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag volgende op die waarop het is bekendgemaakt.

Artikel 5.3 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als: Reglement van orde voor het college van hoofdingelanden en de commissies Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016 of Reglement van orde voor het college van hoofdingelanden en de commissies HHNK 2016.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het college van hoofdingelanden van 15 juni 2016

Toelichting

1. Algemeen

De belangrijkste bepalingen over de samenstelling en inrichting van het waterschapsbestuur zijn opgenomen in titel II van de Waterschapswet. Het Reglement van bestuur regelt een aantal specifieke zaken voor het hoogheemraadschap, zoals de benaming van de bestuursorganen, de omvang van het college van hoofdingelanden, het aantal zetels per categorie, de wijze van benoeming van de vertegenwoordigers van enkele specifieke categorieën, de maximale omvang van het college van dijkgraaf en hoogheemraden en de benoeming, het ontslag en de vervanging van de hoogheemraden. Het Reglement van bestuur draagt het college van hoofdingelanden op voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast te stellen.

In 2003 is het eerste Reglement van orde voor het hoogheemraadschap vastgesteld. In 2007 en 2008 is het reglement aangepast aan wijzigingen in wet- en regelgeving. In 2010 is het reglement aangepast aan de gewijzigde opzet van de waterschapsverkiezingen, waarbij het personenstelsel werd vervangen door een lijstenstelsel. De vorming van fracties in het algemeen bestuur maakte het gewenst het reglement daarop in te richten. Verder werden bepalingen opgenomen om personele en financiële fractieondersteuning mogelijk te maken.

In 2015 hebben opnieuw waterschapsverkiezingen plaatsgevonden volgens een nieuwe opzet. Daarbij was sprake van stembusverkiezingen, gelijktijdig met de verkiezingen voor provinciale staten. Hiertoe werden de waterschapsverkiezingen onder de werking van de Kieswet gebracht. In samenhang daarmee is ook een aantal wijzigingen doorgevoerd in de wijze van benoeming van de leden van het dagelijks bestuur. Deze wijzigingen zijn in dit reglement verder uitgewerkt.

Bij het in 2015 aangetreden nieuwe algemeen bestuur bestond de wens de samenwerking tussen het algemeen en dagelijks bestuur te moderniseren. Daarvoor is een tijdelijke Commissie bestuurlijke zaken ingesteld, die een aantal aanbevelingen heeft gedaan. Enkele van deze aanbevelingen betreffen het reglement van orde en deze hebben geleid tot de volgende aanpassingen:

  • invoering extra integriteitstoets kandidaat-leden dagelijks bestuur

  • invoering grondslag voor fractieondersteuning

  • invoering fractievoorzittersoverleg

  • wijziging voorzitterschap vaste commissies

  • bekorting termijn voor beantwoording van schriftelijke vragen

  • laten vervallen van de verplichte ondersteuning van moties en amendementen.

Ten slotte zijn enkele praktische wijzigingen doorgevoerd, zoals de aanpassing van het reglement aan de elektronische toezending of beschikbaarstelling van vergaderstukken.

Het Reglement van orde is opgesteld op basis van de Handreiking reglement van orde van de Unie van Waterschappen, maar geactualiseerd en aangepast aan de situatie bij het hoogheemraadschap.

Het reglement is voorzien van een uitvoerige toelichting, met uitleg over achtergronden, verwijzing naar relevante wetsbepalingen en beantwoording van vragen die zich in de praktijk kunnen voordoen.

2. Artikelsgewijs

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Dit artikel verklaart de belangrijkste begrippen die in dit reglement worden gehanteerd.

Het begrip 'voorzitter' (onder d) kan betrekking hebben op de voorzitter van het college van hoofdingelanden, maar ook op de voorzitter van een adviescommissie. Waar dat laatste het geval is blijkt dat uit het tekstverband.

Onder ‘aanhangig’ (onder i en j) wordt verstaan: aan de orde of in behandeling zijnde.

Onder p is aangegeven dat de term 'zenden' of 'toezenden' zowel betrekking kan hebben op schriftelijke als op elektronische toezending of beschikbaarstelling. Deze term dekt dus ook de situatie waarbij kennisgevingen en vergaderstukken voor het college van hoofdingelanden per e-mail worden verzonden of digitaal beschikbaar worden gesteld door middel van een vergaderapplicatie.

Artikel 1.2 De voorzitter

De voorzitter van het hoogheemraadschap is ingevolge artikel 94 van de Waterschapswet voorzitter van het college van hoofdingelanden. Hij zorgt onder meer voor handhaving van de orde. Daaronder wordt mede verstaan de toepassing van de regels in dit reglement. Hij wordt, indien nodig, vervangen door de hoogheemraad die als waarnemend voorzitter is aangewezen.

Ingevolge artikel 47 van de Waterschapswet kan de voorzitter niet tevens lid zijn van het college van hoofdingelanden. Op deze wijze heeft de wetgever de onafhankelijke positie van de voorzitter willen waarborgen. In overeenstemming hiermee heeft de voorzitter in de vergadering van het college van hoofdingelanden geen stemrecht, maar alleen een raadgevende stem (artikel 94, tweede lid, Waterschapswet). Dit laatste geldt niet voor de hoogheemraad die de voorzitter tijdens een vergadering van het college van hoofdingelanden vervangt. Deze is primair lid van het algemeen en dagelijks bestuur en op grond daarvan stemgerechtigd.

Artikel 1.3 De secretaris

De secretaris is de verbinding tussen het bestuurlijke en het ambtelijke deel van de organisatie. Op grond van artikel 55 van de Waterschapswet heeft de secretaris zowel het recht als de plicht om in iedere vergadering van het college van hoofdingelanden aanwezig te zijn. Zonder hem kan dan ook geen sprake zijn van een formele vergadering met besluitvorming. De verplichting tot aanwezigheid van de secretaris geldt dus op grond van de wet. Een bepaling van die strekking in het reglement is niet nodig. Indien de secretaris een vergadering niet kan bijwonen, hetzij wegens afwezigheid, hetzij omdat de beraadslaging of de besluitvorming hemzelf betreft, dient hij zich te laten vervangen door een waarnemer.

Ingevolge het Reglement van bestuur benoemt het college van hoofdingelanden de secretaris op voordracht van het college van dijkgraaf en hoogheemraden. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden regelt de vervanging van de secretaris (artikel 55a Waterschapswet).

Secretaris is de formeel-wettelijke aanduiding van deze functionaris. Deze aanduiding wordt daarom in dit reglement gehanteerd.

Hoofdstuk 2 Toelating nieuwe leden, benoeming hoogheemraden en fracties

Artikel 2.1 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging

De verkiezingen van de vertegenwoordigers van de categorie ingezetenen zijn in 2014 onder de werking van de Kieswet gebracht. Sindsdien is de benoeming van de vertegenwoordigers van die categorie geregeld in hoofdstuk V van de Kieswet.

Na de bekendmaking van de uitslag van de verkiezingen geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Tegelijkertijd geeft hij schriftelijk kennis van de benoeming aan het algemeen bestuur. Deze kennisgeving is de zogenoemde geloofsbrief. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt. Voordat tot zijn toelating is besloten kan hij op die aanneming terugkomen. Tegelijk met de mededeling dat de benoeming wordt aanvaard worden aan het algemeen bestuur stukken overgelegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van het algemeen bestuur toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken:

  • een ondertekende verklaring van de benoemde met een opgave van de andere functies dan het lidmaatschap van het algemeen bestuur die hij bekleedt;

  • een gewaarmerkt afschrift uit de basisregistratie personen met de woonplaats, geboorteplaats en geboortedatum van de benoemde.

De benoeming van de vertegenwoordigers van de categorieën ongebouwd, natuur en bedrijven is geregeld in hoofdstuk IV van de Waterschapswet. Zij worden benoemd door de organisaties die daartoe zijn aangewezen in artikel 14 Waterschapswet of krachtens dat artikel in het Reglement van bestuur. De organisaties geven de benoemden en het algemeen bestuur schriftelijk kennis van de benoeming. Deze kennisgeving heeft dezelfde functie als de geloofsbrief. De verdere benoemingsprocedure is gelijk aan die voor de vertegenwoordigers van de categorie ingezetenen in de Kieswet.

Wanneer sprake is van herbenoeming van een zittend lid behoeft niet opnieuw een afschrift uit de basisregistratie personen te worden overgelegd (artikel V 3, tweede lid, Kieswet en artikel 18, derde lid, Waterschapswet).

Het onderzoek van de geloofsbrieven geschiedt in een openbare vergadering van het algemeen bestuur. Het onderzoek wordt voorbereid door een commissie onderzoek geloofsbrieven, die door het algemeen bestuur wordt benoemd. Bij het onderzoek zal ook de vraag worden betrokken of sprake is van incompatibiliteiten (onverenigbare betrekkingen) en niet toegestane nevenfuncties. De commissie brengt vervolgens verslag uit aan het algemeen bestuur; dit kan zowel mondeling als schriftelijk.

Het algemeen bestuur beslist over de toelating van zijn leden. De formulering van het eerste lid van artikel 2.1 benadrukt daarom dat het college van hoofdingelanden en niet de voorzitter de commissie instelt die de geloofsbrieven onderzoekt.

Bij het onderzoek van de geloofsbrieven beslist het algemeen bestuur tevens over de geschillen die met betrekking tot de geloofsbrief of de verkiezing zelf rijzen. Het onderzoek strekt zich echter niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en de lijstverbindingen (artikel V 4 Kieswet).

Er is een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuw algemeen bestuur en bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een verkiezing dienen de leden van het algemeen bestuur in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte af te leggen. De voorzitter roept hen hiervoor op. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van het algemeen bestuur over de toelating van het betrokken lid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die moet worden afgelegd bij het aanvaarden van het lidmaatschap van het algemeen bestuur is vastgelegd in artikel 34 van de Waterschapswet.

Tegen de beslissing van het algemeen bestuur omtrent de toelating kan geen beroep worden ingesteld. Dit is bepaald in artikel 8:4, vierde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2.2 Benoeming hoogheemraden

De benoeming van de hoogheemraden vindt plaats in een vergadering van het college van hoofdingelanden. In de praktijk zal er enige tijd gemoeid zijn met de onderhandelingen voor de vorming van een nieuw dagelijks bestuur. In die periode blijft het zittende dagelijks bestuur in functie. Dit treedt pas af wanneer ten minste de helft van het te benoemen aantal hoogheemraden door het college van hoofdingelanden is benoemd en die benoemingen zijn aanvaard. Het demissionaire dagelijks bestuur treedt ook af wanneer drie maanden verstreken zijn sinds het begin van de zittingsduur van het nieuwe algemeen bestuur. Is aan het einde van die periode nog niet de helft van het te benoemen aantal hoogheemraden benoemd, dan treedt de voorzitter in de plaats van het dagelijks bestuur (artikel 41, vierde en zesde lid, Waterschapswet).

Leden van het dagelijks bestuur die na de verkiezingen niet terugkeren in het nieuwe algemeen bestuur blijven weliswaar in functie totdat een nieuw dagelijks bestuur is aangetreden, maar zijn formeel geen lid van het nieuwe algemeen bestuur (artikel 31a Waterschapswet). Zij mogen daarom niet meestemmen in het nieuwe algemeen bestuur.

Integriteit van bestuursleden is een onderwerp dat sterk in de aandacht staat. Het onderzoek naar de geloofsbrieven is hierin de eerste stap. Hierbij wordt gekeken of de kandidaat-bestuurder voldoet aan alle wettelijke eisen voor benoeming en geen met de functie onverenigbare betrekkingen vervult. Verder bepaalt de Waterschapswet dat het algemeen bestuur voor zijn leden, voor de leden van het dagelijks bestuur en voor zijn voorzitter een gedragscode vaststelt. Hierin is een aantal gedragsregels vastgelegd om de integriteit van de bestuursleden te waarborgen. Deze gedragscode is in een afzonderlijk document neergelegd.

Voor de kandidaat-leden van het dagelijks bestuur wordt een extra integriteitstoets noodzakelijk geacht. Op basis van een handreiking hiervoor van de Unie van Waterschappen heeft het college van hoofdingelanden in 2015 besloten een extra integriteitstoets voor kandidaat-leden van het dagelijks bestuur in te voeren, in aanvulling op het wettelijk integriteitsonderzoek zoals dat geldt voor alle bestuursleden. De extra integriteitstoets bestaat uit de volgende onderdelen:

  • overlegging door het kandidaat-lid van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) op basis van het profiel politieke ambtsdrager

  • een gesprek van de voorzitter met het kandidaat-lid waarin integriteit aan de orde komt, aan de hand van een door betrokkene ingevulde vragenlijst of integriteitsverklaring, en

  • een nader onderzoek – al dan niet door een extern bureau – wanneer de voorzitter daar aanleiding toe ziet en het college van hoofdingelanden daar op zijn voorstel toe besluit.

Deze extra integriteitstoets is nu ook vastgelegd in het Reglement van orde als onderdeel van de benoemingsprocedure van de hoogheemraden. De regeling geldt uiteraard ook bij vervulling van tussentijdse vacatures.

De bewaking van de integriteit is een taak die specifiek bij de voorzitter is belegd. Daarmee krijgt de voorzitter een formele rol bij de collegevorming en de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur. Deze taak van de voorzitter is recent ook in de wet vastgelegd (art. 94, tweede lid, Waterschapswet).

Een extra integriteitstoets voor leden van het algemeen bestuur is niet mogelijk. Het passief kiesrecht (het recht om verkozen te worden) is in de Grondwet geregeld. Er is geen ruimte de uitoefening van dat recht bij wet of verordening aan nadere eisen te binden of afhankelijk te maken van een verklaring omtrent het gedrag of een integriteitsonderzoek. De beoordeling van de integriteit van potentiële kandidaten voor het lidmaatschap van bestuursorganen dient primair te geschieden door de partijen bij de selectie van de kandidaten voor hun kieslijst.

Vóór de benoeming van de hoogheemraden bepaalt het college van hoofdingelanden eerst het aantal hoogheemraden, met inachtneming van het bepaalde in het Reglement van bestuur. Het Reglement geeft aan uit hoeveel leden het college ten hoogste kan bestaan. Vervolgens vinden verkiezingen plaats tussen door de fracties aanbevolen kandidaten. Vanuit de gedachte dat de meerderheid van het college van hoofdingelanden bestaat uit verkozen vertegenwoordigers van de categorie ingezetenen is ervoor gekozen eerst de hoogheemraden uit die categorie te doen benoemen.

Een voorstel tot benoeming van een hoogheemraad is geen voordracht, maar een aanbeveling. De stemming hierover is een vrije stemming. Het staat partijen vrij te komen met een kandidaat en daar ook op te stemmen. Verder staat het de leden van het college van hoofdingelanden vrij te stemmen op een niet aanbevolen kandidaat. Dit geldt ook wanneer tussen de fracties in het algemeen bestuur overeenstemming is bereikt over de zetelverdeling of over de aanbevelingen. Omdat geen sprake is van een voordracht maar van een aanbeveling mogen de aanbevolen kandidaten meestemmen over hun eigen benoeming, tenzij sprake is van een tweede herstemming over de twee overgebleven kandidaten. Dit vloeit voort uit artikel 38a, eerste en derde lid, Waterschapswet.

Op grond van de bepalingen over schriftelijke stemmingen vindt over elke aanbeveling een afzonderlijke stemming plaats. Een uitzondering hierop is mogelijk bij de benoeming van de kandidaten voor de zetel of zetels voor de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven. Wanneer voor deze categorieën gezamenlijk evenveel kandidaten worden gesteld als er zetels te vervullen zijn, worden deze kandidaten zonder stemming benoemd verklaard. Achtergrond daarvan is dat bij overeenstemming tussen deze categorieën over de vervulling van hun zetel(s) zij zelf moeten kunnen bepalen wie die zetel(s) vervult of vervullen. De bijzondere positie van deze categorieën brengt met zich mee dat de benoeming van hun vertegenwoordigers in het dagelijks bestuur niet aan een vrije stemming wordt overgelaten.

Ingevolge dit reglement geldt dat indien over een benoeming wordt gestemd, die stemming schriftelijk geschiedt en dus geheim is. Voor de benoeming van een lid van het dagelijks bestuur is dit recent ook in de wet vastgelegd (art. 41, tweede lid, Waterschapswet). De wetgever acht het gewenst dat bij de benoeming van een lid van het dagelijks bestuur stemgerechtigden hun stem op een kandidaat volledig vrij kunnen uitbrengen, zonder enige druk van buitenaf. Ook het belang van de gekozene is hiermee gediend. Het functioneren van een lid van een dagelijks bestuur moet niet worden belast met de mogelijke politieke verdeeldheid die uit een openbare stemming volgt. De kennis van wie wel of niet de (her)benoeming heeft gesteund kan immers leiden tot vooringenomenheid bij de gekozene ten opzichte van leden van het algemeen bestuur.

Het zesde lid van artikel 2.2 voorziet in een leemte in de Waterschapswet. De wet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een lid van het dagelijks bestuur, maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor een lid van het dagelijks bestuur zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur (artikelen 31 en 45 Waterschapswet). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van een lid van het dagelijks bestuur van buiten de kring van het algemeen bestuur ook een commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven in te stellen.

Artikel 2.3 Fracties

De Waterschapswet kent het begrip fractie niet, maar gaat wel uit van in het algemeen bestuur vertegenwoordigde categorieën van belanghebbenden. Voor de categorie ingezetenen vinden verkiezingen plaats waaraan geregistreerde belangengroeperingen kunnen deelnemen. In navolging van de vertegenwoordigende lichamen van algemeen bestuur wordt daarom gesproken van fracties. Bij de aanvang van de eerste vergadering van het nieuwe college van hoofdingelanden na de verkiezingen worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van het college van hoofdingelanden de benaming die boven de kandidatenlijst was geplaatst. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in het college van hoofdingelanden en de groepering op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Ook de leden die benoemd zijn door de koepels voor de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven worden als fracties aangemerkt.

In de loop van een zittingsperiode van het algemeen bestuur kunnen wijzigingen optreden in de samenstelling van fracties, bijvoorbeeld door tussentijds vertrek, overlijden en dergelijke. De regels voor opvolging in tussentijds opengevallen plaatsen zijn voor de categorie ingezetenen opgenomen in hoofdstuk W van de Kieswet en voor de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven in artikel 20 van de Waterschapswet.

Het is ook mogelijk dat een lid van het algemeen bestuur zijn lidmaatschap niet opzegt, maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een andere fractie van de categorie ingezetenen. Uitgangspunt van het kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen (een kandidaat wordt door de voorzitter van het stembureau benoemd). De Waterschapswet kent bij de verkiezingen weliswaar deelnemende belangengroeperingen, maar een zetel behoort niet toe aan een belangengroepering, doch aan de gekozen volksvertegenwoordiger. Deze heeft daardoor ook de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zich af te splitsen en als zelfstandige fractie verder te gaan. Het algemeen bestuur heeft geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling van fracties of over samengaan, afsplitsing of naamvoering van fracties. Mededeling van de wijziging aan de voorzitter is voldoende. Het algemeen bestuur is gehouden vanaf zijn eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.

Het Reglement van bestuur bepaalt de omvang van de vertegenwoordiging van de specifieke categorieën. Het is dus formeel niet mogelijk dat een gekozen bestuurslid uit de categorie ingezetenen lid wordt van een fractie samengesteld uit benoemde bestuursleden van een specifieke categorie en omgekeerd dat een benoemd bestuurslid van een specifieke categorie lid wordt van een fractie uit de categorie ingezetenen.

Artikel 2.4 Fractieondersteuning

Het functioneren van fracties heeft behoefte doen ontstaan aan nieuwe voorzieningen die bij vertegenwoordigende lichamen van algemeen bestuur min of meer gebruikelijk zijn, zoals bepaalde vormen van ondersteuning van fracties of fractieleden. Te denken valt aan financiële, materiële of personele ondersteuning van fracties, vervanging van fractieleden en dergelijke.

Het hoogheemraadschap kent al enkele jaren een regeling voor de benoeming van steunfractieleden ten behoeve van de ondersteuning van eenpersoonsfracties. Naar aanleiding van het advies van de Commissie bestuurlijke zaken is besloten de mogelijkheden tot benoeming van steunfractieleden te verruimen en hun positie en inzet nader te regelen. Het Reglement van orde is niet de aangewezen plaats om dit te doen. Hiervoor wordt een afzonderlijke Verordening op de fractieondersteuning vastgesteld. Deze voorziet ook in een regeling voor de financiële ondersteuning van fracties.

De Commissie bestuurlijke zaken heeft ook een aantal aanbevelingen gedaan over de materiële ondersteuning van fracties, in de vorm van facilitaire en ambtelijke ondersteuning, ondersteuning bij externe communicatie en dergelijke. Deze aanbevelingen worden uitgewerkt in praktische afspraken met de fracties.

Artikel 2.5 Fractievoorzittersoverleg

Met het aantreden van het nieuw verkozen algemeen bestuur in 2015 is behoefte gebleken aan een periodiek overleg tussen de voorzitter en de fractievoorzitters in het algemeen bestuur. In dit artikel is een regeling voor een dergelijk overleg opgenomen. Het overleg vindt ten minste één keer per jaar plaats en heeft tot doel de in dit artikel genoemde onderwerpen te bespreken.

Een fractievoorzitter kan zich bij verhindering laten vervangen door zijn plaatsvervanger.

Het fractievoorzittersoverleg heeft ook een formele taak. Artikel 3.8a Waterschapsbesluit bepaalt dat de vergadering van fractievoorzitters wordt gehoord over de toekenning van verzoeken van leden van het algemeen bestuur om vergoeding van schade, anders dan geneeskundige kosten, door ziekte of een dienstongeval ten gevolge van de uitoefening van de functie.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

§ 1 Tijd van vergaderen, voorbereidingen

Artikel 3.1 Vergaderfrequentie

Het college van hoofdingelanden stelt zijn vergaderschema vast en bepaalt daarmee zelf zijn vergaderfrequentie. Daarnaast hebben de voorzitter, het dagelijks bestuur of een aantal leden van het college van hoofdingelanden de mogelijkheid schriftelijk om een extra vergadering te verzoeken.

Artikel 3.2 Dag, tijd en plaats van vergaderen

Het bepalen van dag, tijdstip en plaats van vergaderen is voorbehouden aan de voorzitter. Indien de omstandigheden dit naar zijn oordeel noodzakelijk of gewenst maken kan hij daarbij afwijken van het vastgestelde vergaderschema of van de reguliere vergaderdag, -tijd of -plaats.

Artikel 3.3 Oproep, agenda

Het college is belast met de voorbereiding van alles waarover door het college van hoofdingelanden zal worden beraadslaagd en besloten. De voorzitter plaatst de voorstellen op de agenda. Dit laatste geldt ook voor initiatiefvoorstellen die door leden van het college van hoofdingelanden worden ingediend.

Voor toelating van nieuwe leden en benoeming van hoogheemraden gelden afzonderlijke procedurevoorschriften. Hiervoor wordt verwezen naar de artikelen 2.1 en 2.2 van dit reglement en de artikelen 12 en volgende van het Reglement van bestuur.

Artikel 3.4 Toezending stukken

De zorg voor de beschikbaarheid van de stukken is bij de voorzitter gelegd om de bestuurlijke verantwoordelijkheid daarvoor te accentueren.

Het begrip toezending kan ruim worden uitgelegd. Dit omvat verzending per post of koerier, maar ook elektronische toezending via e-mail of beschikbaarstelling via een vergaderapplicatie (zie ook de begripsbepalingen in artikel 1 en de toelichting daarbij).

Artikel 3.5 Ter inzage leggen van stukken

Artikel 37 van de Waterschapswet geeft het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en een commissie de mogelijkheid om op grond van een belang als genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur geheimhouding op te leggen omtrent de inhoud van stukken die aan het college van hoofdingelanden worden overgelegd.

Naast de geheime stukken gaat het in dit artikel om de zogenoemde achterliggende stukken waarvan vaak in de voorstellen melding wordt gemaakt, zoals ambtelijke adviezen, toelichtende nota’s en dergelijke.

Artikel 3.6 Openbare kennisgeving

De voorgeschreven wijze van openbare kennisgeving bij het hoogheemraadschap is publicatie in het waterschapsblad op de website overheid.nl. Vanwege het bredere bereik en de grotere attentiewaarde worden de vergaderingen van het college van hoofdingelanden ook bekend gemaakt via dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen. De vergaderingen en de openbare vergaderstukken worden op de website van het hoogheemraadschap (hhnk.nl) geplaatst.

§ 2 Orde van de vergaderingen

Artikel 3.7 Presentielijst, verhindering

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit indirect voort uit de artikelen 38b en 38c van de Waterschapswet, betreffende de geldigheid van stemmingen en de totstandkoming van besluiten bij stemming. De presentielijst is bedoeld om formeel te kunnen vaststellen of het vergaderquorum aanwezig is en of een besluit bij stemming tot stand gekomen is. Verder dient de lijst voor het bepalen van de volgorde van stemming bij hoofdelijke oproeping. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen. Daarvoor moet immers ook rekening worden gehouden met leden die wel aanwezig zijn, maar zich op grond van artikel 38a van de Waterschapswet van stemming moeten onthouden.

De lijst dient na afloop van de vergadering door de voorzitter en de secretaris te worden ondertekend. Hiermee staan zij in voor de juistheid en volledigheid van de lijst.

Artikel 3.8 Zitplaatsen

Voor ordelijke vergaderingen is het van belang dat een ieder zijn vaste zitplaats heeft. De voorzitter kan de indeling herzien wanneer daartoe naar zijn oordeel aanleiding bestaat. Wanneer andere personen ter vergadering aanwezig zijn, is het aan de voorzitter hun een zitplaats te wijzen.

Artikel 3.9 Openbaarheid, toehoorders en pers

Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Waterschapswet zijn de vergaderingen van het algemeen bestuur in beginsel openbaar. Paragraaf 5 van dit hoofdstuk bevat de regels voor het houden van besloten vergaderingen.

Artikel 3.10 Opening vergadering; vergaderquorum

De regeling in dit artikel vindt zijn basis grotendeels in artikel 38b van de Waterschapswet, dat de eisen bevat voor een geldige stemming. Op grond daarvan is bepaald dat de vergadering eerst kan aanvangen wanneer meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is. Onder het aantal zitting hebbende leden wordt verstaan het aantal personen dat feitelijk zitting heeft in het college van hoofdingelanden. Eventuele vacatures tellen hiervoor dus niet mee. Het aantal leden dat aanwezig moet zijn om een rechtsgeldige vergadering te kunnen houden wordt aangeduid als het vergaderquorum.

Als een vergadering niet kan worden geopend omdat het vergaderquorum niet aanwezig is, kan in een volgende vergadering besluitvorming plaatsvinden zonder dat het quorum aanwezig is. Voorwaarde is dan wel dat er geen nieuwe zaken geagendeerd worden.

Een nieuwe vergadering op grond van dit artikel kan niet plaatsvinden binnen vierentwintig uur nadat de oproeping voor die nieuwe vergadering is bezorgd.

Artikel 3.11 Notulen

Van de vergaderingen van het college van hoofdingelanden wordt een nauwgezet verslag opgesteld. Dat kan een woordelijk verslag zijn, maar dit is niet verplicht. Het reglement biedt ruimte te volstaan met een nauwkeurige samenvatting. In het tweede lid zijn de essentialia vermeld die in een dergelijk verslag moeten worden opgenomen.

Het is aan het college van hoofdingelanden om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling van de notulen wordt geaccepteerd.

Bij het opstellen van dit reglement werd nog onderzoek verricht naar de mogelijkheid en wenselijkheid om het verslag van de vergadering te vervangen door een audio- of video-opname. Indien daartoe besloten wordt treedt dit in de plaats van het verslag en kan volstaan worden met een besluitenlijst waarin de essentiële onderdelen van de vergadering zijn opgenomen.

Artikel 3.12 Ingekomen stukken

Achtergrond van deze bepaling is dat het college van hoofdingelanden het recht heeft om kennis te nemen van alle stukken die aan het algemeen bestuur gericht zijn, ook wanneer het gaat om aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van een ander bestuursorgaan van het hoogheemraadschap. Omgekeerd moet de burger zich met verzoeken, klachten en dergelijke rechtstreeks kunnen wenden tot de democratisch gekozen vertegenwoordigers.

Omtrent de ingekomen stukken worden in de vergadering alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze met een voorstel van het college te worden voorbereid.

De ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst en tegelijk met de agenda aan de leden toegezonden en ter inzage gelegd.

Artikel 3.13 Spreekregels

Het bepaalde in dit artikel geldt niet voor interrupties zoals geregeld in artikel 3.15, derde lid.

Op grond van het vijfde lid kan het college van hoofdingelanden regels stellen omtrent de spreektijd per lid of per fractie. Het voorstel hiertoe kan uitgaan van de voorzitter of van een lid.

Artikel 3.14 Spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een lid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Wanneer het college van hoofdingelanden van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, dient het daartoe uitdrukkelijk te besluiten.

De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waar de motie betrekking op heeft.

Artikel 3.15 Handhaving orde

Dit artikel biedt de voorzitter een aantal mogelijkheden om de orde in de vergadering te handhaven.

Het vijfde lid biedt de voorzitter de mogelijkheid een lid dat door zijn gedragingen de goede gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden te ontzeggen. Deze bepaling is in overeenstemming met de wettelijke regels voor provinciale staten (art. 26 Provinciewet) en gemeenteraad (art. 26 Gemeentewet). Een dergelijke regeling ontbreekt in de Waterschapswet en is daarom in dit reglement opgenomen.

Artikel 3.16 Beraadslaging

Om de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of in artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. Op voorstel van de voorzitter kan hiervan worden afgeweken.

Wanneer de schorsing, bedoeld in het tweede lid, aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt met toepassing van artikel 3.14, eerste lid, een derde termijn toegevoegd.

Artikel 3.17 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk met het oog op het verschoningsrecht, geregeld in artikel 39 van de Waterschapswet. Op grond daarvan kunnen de leden van het algemeen bestuur en anderen die aan de beraadslaging deelnemen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd.

De instemming van het college van hoofdingelanden zal veelal gelden voor een incidenteel geval. Eventueel kan ook bepaald worden dat een bepaalde functionaris altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.

Artikel 3.18 Spreekrecht toehoorders

Op grond van deze bepaling worden toehoorders direct na opening van de vergadering in de gelegenheid gesteld het woord tot het college van hoofdingelanden te richten. Aangezien het college van hoofdingelanden het rechtstreeks gekozen bestuursorgaan van het hoogheemraadschap is, wordt het in het belang van de democratie geacht dat belanghebbenden bij de taken van het hoogheemraadschap zich, binnen de daarvoor gestelde regels, tegenover de direct gekozen vertegenwoordigers kunnen uiten over onderwerpen die hen betreffen. Een dergelijke inspreekregeling doet recht aan de wens en de noodzaak belanghebbenden te betrekken bij het besturen van het hoogheemraadschap.

Uit de ervaringen in het verleden blijkt dat een algemeen spreekrecht kan leiden tot oneigenlijk gebruik en daarmee tot ondergraving van het instrument inspraak. Daarom is het spreekrecht in de vergaderingen van het college van hoofdingelanden in dit reglement beperkt tot onderwerpen die op de agenda zijn vermeld. Het spreekrecht in de vergaderingen van de vaste commissies, zoals geregeld in artikel 4.16, is ruimer en strekt zich uit tot alle onderwerpen die behoren tot de aangelegenheden waarover de commissie adviseert, ongeacht de agenda van de vergadering. Het spreekrecht geldt echter niet voor onderwerpen die het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen betreffen.

Toehoorders die het woord willen voeren dienen zich aan te melden en de spreektijd is in principe beperkt tot vijf minuten. Hiervan kan door de voorzitter worden afgeweken. Ingeval van een groot aantal sprekers kan de totale spreektijd voor toehoorders worden beperkt. In dat geval wordt de spreektijd gelijkelijk over hen verdeeld.

Artikel 3.19 Stemverklaring

Stemverklaringen dienen naar hun aard kort te zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.

Artikel 3.20 Beslissing

Deze bepaling beoogt niet meer dan vast te leggen dat indien een amendement is aangenomen, ook nog een beslissing over het voorstel in zijn geamendeerde vorm moet worden genomen.

Artikel 3.21 Voorstellen van orde

Bij twijfel legt de voorzitter aan het college van hoofdingelanden voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslagingen, besloten. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel (artikel 3.29) te worden gevolgd.

Artikel 3.22 Orde toehoorders

Dit artikel betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune. Tot verstoring van de orde wordt ook gerekend het geven van tekenen van goed- of afkeuring. Deze belemmeren de voortgang van de vergadering en vormen een ongewenste inbreuk op de democratische beraadslaging.

De bevoegdheid van de voorzitter toehoorders die de orde verstoren of zo nodig alle toehoorders uit de vergadering te (doen) verwijderen is in overeenstemming met de Provinciewet en de Gemeentewet. Een dergelijke regeling ontbreekt in de Waterschapswet en is daarom in dit reglement opgenomen.

Artikel 3.23 Geluid- en beeldregistraties

Het maken van geluid- of beeldregistraties in de vergaderzaal is in principe toegestaan. Om te voorkomen dat het college van hoofdingelanden hierdoor wordt overvallen, is wel bepaald dat dit vooraf moet worden meegedeeld aan de voorzitter. De voorzitter deelt dit vervolgens mee aan de vergadering. De voorzitter kan aanwijzingen geven om te voorkomen dat de vergadering op ongewenste wijze wordt verstoord.

In veel gevallen is het al gebruikelijk dat openbare bestuursvergaderingen via media als radio, televisie of internet kunnen worden gevolgd. Het college van hoofdingelanden kan hiertoe eventueel ook besluiten.

Artikel 3.24 Mobiele telefoons

Dit verbod beoogt te voorkomen dat de vergadering wordt verstoord door ongewenste geluidssignalen van mobiele communicatieapparatuur. Daarom is het gebruik en het ingeschakeld houden daarvan niet toegestaan. Evenwel kan de voorzitter toestemming verlenen een mobiele telefoon standby te laten staan wanneer daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Ook staat het verbod niet in de weg aan het gebruik van stille communicatieapparatuur die de vergadering niet verstoort. Het verbod geldt voor de gehele vergaderzaal met inbegrip van de publieke tribune.

§ 3 Rechten van leden

Artikel 3.25 Amendementen en subamendementen

Leden van het college van hoofdingelanden kunnen wijzigingen op voorstellen van het college van dijkgraaf en hoogheemraden voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander lid aanleiding zijn op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, een zogenaamd subamendement. Amendementen en subamendementen moeten zodanig worden opgesteld dat zij letterlijk in het aan de orde zijnde voorstel of amendement kunnen worden opgenomen. Uitgangspunt is dat (sub)amendementen schriftelijk worden ingediend. Ingeval van eenvoudige (sub)amendementen kan de voorzitter bepalen dat volstaan kan worden met mondelinge indiening.

De indiening van (sub)amendementen is in dit reglement niet meer gebonden aan ondersteuning door andere leden van het college van hoofdingelanden. De Commissie bestuurlijke zaken heeft in haar advies aanbevolen de drempel voor het indienen van (sub)amendementen te verlagen door de verplichte ondersteuning, zoals tot nu toe opgenomen in het reglement, te laten vervallen. Het college van hoofdingelanden heeft deze aanbeveling overgenomen. Overweging daarbij is dat ondersteuning door andere leden geen wezenlijke indicatie oplevert voor het draagvlak van een (sub)amendement en daarmee weinig of niets toevoegt aan de kwaliteit van de besluitvorming.

De beraadslaging over (sub)amendementen vindt plaats in ten hoogste twee termijnen, tenzij besloten wordt tot beraadslaging in meer termijnen (artikel 3.14, eerste lid). Voor de wijze van stemming over (sub)amendementen wordt verwezen naar artikel 3.39.

Artikel 3.26 Splitsing van voorstellen

Een voorstel tot splitsing van een voorgesteld besluit kan met zich meebrengen dat één onderdeel van een besluit wel en een ander onderdeel niet wordt aanvaard.

De indiening van een voorstel tot splitsing is in dit reglement niet meer gebonden aan ondersteuning door andere leden van het college van hoofdingelanden. Hierbij gelden dezelfde overwegingen als bij de indiening van amendementen. Daarvoor wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 3.25.

Artikel 3.27 Moties

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, bestuurlijke of procedurele aard) of het uitspreken van instemming of afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht. Een motie heeft dan ook geen juridische, maar strikt een bestuurlijke betekenis. Daarom is het college formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht.

De indiening van moties is in dit reglement niet meer gebonden aan ondersteuning door andere leden van het college van hoofdingelanden. Hierbij gelden dezelfde overwegingen als bij de indiening van amendementen. Daarvoor wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 3.25.

De beraadslaging over een motie geschiedt niet in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft. Over een motie wordt echter een apart besluit genomen (art. 3.39, vijfde lid). Besluitvorming over een motie betreffende een niet op de agenda geplaatst onderwerp, een zogenoemde motie vreemd aan de orde van de dag, vindt aan het einde van de vergadering plaats.

Artikel 3.28 Interpellaties

Een interpellatie is een verzoek om inlichtingen aan het college van dijkgraaf en hoogheemraden of aan een lid van dat college over het door het college of dat lid gevoerde bestuur. De regels voor het houden van een interpellatie zijn in dit artikel omschreven.

Artikel 3.29 Initiatiefvoorstellen

Het is de taak van het college van dijkgraaf en hoogheemraden de nodige voorstellen aan het college van hoofdingelanden te doen. Toch zal een lid van het college van hoofdingelanden soms de behoefte kunnen hebben zelf een voorstel te doen. Hiervoor is het recht van initiatief bedoeld. Een initiatiefvoorstel komt altijd op de agenda van het college van hoofdingelanden.

De indiening van initiatiefvoorstellen is niet meer gebonden aan ondersteuning door andere leden van het college van hoofdingelanden. Hierbij gelden dezelfde overwegingen als bij de indiening van amendementen. Daarvoor wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 3.25.

Artikel 3.30 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft de leden van het college van hoofdingelanden het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college van dijkgraaf en hoogheemraden of de voorzitter behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve aard. De vragen kunnen ook een verzoek om inlichtingen inhouden over het door het college van dijkgraaf en hoogheemraden of door de voorzitter gevoerde bestuur. Het dagelijks bestuur en de voorzitter zijn verplicht de gevraagde inlichtingen te verstrekken, voor zover dat niet in strijd is met het openbaar belang (art. 89 en 97 Waterschapswet).

De hier aangegeven procedure betreft het stellen van schriftelijke vragen. De beantwoording daarvan vindt eveneens schriftelijk plaats. Indien er behoefte is aan discussie over een gegeven antwoord kan dit worden doorverwezen naar een adviescommissie. Indien de vragensteller van mening is dat een antwoord tot een besluit van het college van hoofdingelanden moet leiden, kan hij het recht van initiatief benutten om het onderwerp op de agenda van het college van hoofdingelanden te krijgen. Ook kan hij een motie indienen om een oordeel of wens van het college van hoofdingelanden aan het dagelijks bestuur voor te leggen.

De vragen, antwoorden en afhandelingsberichten worden direct nadat zij beschikbaar zijn gekomen aan het college van hoofdingelanden toegezonden of elektronisch beschikbaar gesteld.

Artikel 3.31 Mondelinge vragen

De vergaderingen van het college van hoofdingelanden kennen geen rondvraag. In plaats hiervan wordt de leden van het college van hoofdingelanden door middel van het mondelinge vragenrecht de mogelijkheid geboden in de vergadering informatieve vragen te stellen, waarop het college van dijkgraaf en hoogheemraden zo mogelijk ook direct antwoordt. Met het oog daarop dienen de vragen uiterlijk 48 uur vóór de vergadering ter kennis van het college te worden gebracht.

Artikel 3.32 Volgorde vragenstellers en spreektijden

In dit artikel is een aantal procedureregels opgenomen voor de mondelinge vragenstelling.

§ 4 Stemmingen

Algemeen

Voor het stemmen is allereerst van belang hetgeen de Waterschapswet daarover bepaalt. Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet modernisering waterschapsbestel zijn enkele belangrijke zaken hieromtrent in de wet vastgelegd. Deze kunnen derhalve geen regeling meer vinden in het reglement van orde. Volledigheidshalve zijn deze bepalingen hieronder weergegeven en toegelicht.

Artikel 38a

1. Een lid neemt niet deel aan de stemming over:

  • a.

    een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

  • b.

    de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan een stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

3. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

4. Het eerste lid is niet van toepassing bij de beslissing betreffende de geloofsbrieven van de na periodieke verkiezing gekozen en benoemde leden.

Artikel 38b

1. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

2. Het eerste lid is niet van toepassing:

  • a.

    ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

  • b.

    voor zover het betreft onderwerpen die in een daaraan voorafgaande niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

Artikel 38c

1. Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Artikel 38a Waterschapswet geeft uitwerking aan het bestuursrechtelijke beginsel dat leden van bestuursorganen niet deelnemen aan besluitvorming waarbij zij of hun familieleden een persoonlijk belang hebben (zie artikel 2.4 Algemene wet bestuursrecht). Het begrip vertegenwoordiger is in literatuur en rechtspraak niet geheel uitgekristalliseerd. Omdat een stemverbod een ingrijpende beperking van een democratisch recht is, dient het begrip vrij restrictief strikt uitgelegd te worden als ‘gemachtigde’ of ‘gelastigde’, maar ruimer dan ‘wettelijk vertegenwoordiger’. Te denken valt aan een directeur of vennoot van een bedrijf waarmee een overeenkomst wordt aangegaan of een voorzitter of bestuurslid van een vereniging waaraan subsidie wordt verleend. Artikel 2.4 Algemene wet bestuursrecht gaat echter verder. Dit artikel bepaalt dat een bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid vervult. Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden. Op grond van deze bepaling dient ook de schijn van belangenverstrengeling te worden vermeden. Van de schijn van belangenverstrengeling kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer een bestuurslid deelneemt aan een stemming over een aangelegenheid waar hij als ambtenaar van een ander bestuursorgaan nauw bij betrokken is, indien daardoor de besluitvorming beslissend beïnvloed wordt (ABRvS 7 augustus 2002, nr. 200200897/1, inzake Winsum).

Artikel 38b Waterschapswet regelt het zogenoemde stemquorum. Voor het bepalen van het stemquorum blijven vacatures en de leden die op grond van artikel 38a niet aan de stemming mogen deelnemen, buiten beschouwing. Voor vergaderingen die een voortzetting zijn van een eerdere vergadering, waarin een stemming wegens het ontbreken van het stemquorum ongeldig was of die wegens het ontbreken van het vergaderquorum niet kon worden geopend, geldt het stemquorum niet. Ook de voorzitter blijft voor het bepalen van het stemquorum buiten beschouwing. De voorzitter is geen lid van het college van hoofdingelanden en heeft in de vergaderingen van het college van hoofdingelanden geen stemrecht. Zie hierover ook de toelichting bij artikel 1.2.

Artikel 38c Waterschapswet regelt het zogenoemde besluitquorum. Voor het nemen van een besluit bij stemming is de volstrekte meerderheid vereist van het aantal uitgebrachte stemmen. Van een volstrekte meerderheid is sprake indien ten minste de helft van het aantal uitgebrachte stemmen plus één voor het besluit is uitgebracht.

Bij een schriftelijke stemming geldt alleen een behoorlijk – dat wil zeggen: naar behoren – ingevuld stembriefje als een uitgebrachte stem. Er kan dus verschil bestaan tussen het aantal stemmen dat nodig is voor een geldige stemming (namelijk het aantal ingeleverde stembriefjes) en het aantal stemmen dat nodig is voor een geldig besluit (namelijk het aantal behoorlijk ingevulde stembriefjes). In artikel 3.34 van dit reglement is aangegeven wanneer een stembriefje niet behoorlijk is ingevuld.

Artikel 3.33 Wijze van stemming

Besluiten kunnen met of zonder stemming worden genomen. Een stemming is in het algemeen niet nodig als er in het college van hoofdingelanden brede overeenstemming is over een voorgesteld besluit. In dat geval vraagt de voorzitter of stemming wordt verlangd. Is dat niet het geval, en vindt ook de voorzitter stemming niet nodig, dan is het voorstel aangenomen. Wordt stemming verlangd of vindt de voorzitter stemming noodzakelijk, dan geldt er een tweedeling tussen schriftelijke en niet-schriftelijke stemmingen. Stemmingen over personen geschieden schriftelijk. Stemmingen over zaken geschieden in beginsel bij handopsteken. Als de voorzitter of een van de leden dat wenst dient echter een hoofdelijke stemming plaats te vinden, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.38.

Indien wordt gestemd over benoemingen (niet ontslag), voordrachten en aanbevelingen van personen geschiedt dat altijd schriftelijk. Een voordracht is een benoemingsvoorstel waarvan niet kan worden afgeweken; er kan slechts gekozen worden tussen de voorgedragen personen. Het stemmen op een niet voorgedragen persoon levert dan ook een ongeldige stem op (artikel 3.34, zesde lid, onder d). Een aanbeveling is een benoemingsvoorstel waarvan wel kan worden afgeweken.

Volledigheidshalve wordt hierbij opgemerkt dat een voorstel tot benoeming van een lid van het dagelijks bestuur geen voordracht is, maar een aanbeveling. De kandidaten mogen dus meestemmen over hun eigen benoeming. Indien wordt gestemd over de benoeming van een lid van het dagelijks bestuur, geschiedt dat altijd schriftelijk (artikel 41 Waterschapswet). Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 2.2.

De voorzitter neemt niet deel aan de stemmingen in het college van hoofdingelanden. Voor de reden daarvan wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 1.2.

Artikelen 3.34 t/m 3.36 Schriftelijke stemming, herstemming, loting

Deze artikelen bevatten de regels voor het schriftelijk stemmen en herstemmen. Schriftelijke stemmingen geschieden anoniem. Daarom is bepaald dat deze stemmingen geschieden bij gesloten en niet ondertekende stembriefjes. Ondertekening van een stembriefje leidt tot een ongeldige stem.

In de vergadering aanwezige leden, die zich niet van stemming moeten onthouden, zijn verplicht aan een stemming deel te nemen. Leden die op een voordracht voorkomen of tot wie de keuze bij een herstemming is beperkt, mogen niet aan de stemming daarover deelnemen (artikel 38a, eerste en derde lid, Waterschapswet).

Voor het bepalen van de uitslag van de stemming tellen ongeldige stemmen niet mee. Een stem is ongeldig als een niet behoorlijk ingevuld stembriefje is ingeleverd. Het zesde lid van artikel 3.34 geeft aan in welke gevallen sprake is van een niet behoorlijk ingevuld stembriefje. De opsomming is niet limitatief. Er kunnen dus ook andere, niet in dit artikel genoemde gevallen zijn waarin een stembriefje als niet behoorlijk ingevuld moet worden aangemerkt. In geval van twijfel beslist het college van hoofdingelanden op voorstel van de voorzitter.

Wanneer een herstemming geen beslissing oplevert over een benoeming of een tussenstemming, beslist het lot. Artikel 3.36 bepaalt hoe de loting dient te geschieden.

Artikel 3.37 Stemming over zaken

Dit artikel bevat de regels voor het stemmen over zaken. Ieder in de vergadering aanwezig lid is verplicht aan stemmingen deel te nemen. Buiten de gevallen waarin op grond van artikel 38a Waterschapswet een stemverbod geldt is onthouding van stemming dus niet toegestaan. Evenwel kan het voorkomen dat leden zich feitelijk aan stemming onttrekken door de vergaderzaal tijdelijk te verlaten. Bij de beantwoording van de vraag of een voorstel wel of niet is aangenomen, blijven deze leden buiten beschouwing.

Bij het staken van de stemmen, dat wil zeggen wanneer er evenveel stemmen voor als tegen zijn uitgebracht, wordt de besluitvorming uitgesteld tot de (een) volgende vergadering. Dat geldt niet als het een voorstel van orde betreft of de vergadering voltallig is. In dat laatste geval heeft uitstel geen zin, omdat er geen afwezige leden zijn die de uitslag van de stemming nog kunnen beïnvloeden. Een voorstel van orde is altijd verworpen als de stemmen daarover staken. Hetzelfde geldt voor een stemming over een voorstel in een voltallige vergadering of in een tweede vergadering waarin het voorstel in stemming komt.

Artikel 3.38 Hoofdelijke stemming

Dit artikel bevat de procedure voor een hoofdelijke stemming. De wijze waarop de loting geschiedt voor het bepalen van het volgnummer van de presentielijst is niet verder omschreven en wordt ter bepaling aan de voorzitter overgelaten.

Artikel 3.39 Stemming over amendementen, subamendementen en moties

Dit artikel bepaalt in welke volgorde wordt gestemd over amendementen, subamendementen en moties.

Amendementen strekken tot wijziging van een voorgesteld besluit (zie ook de toelichting bij artikel 3.25). Bij de stemming over voorstellen waarop amendementen zijn ingediend wordt eerst het meest verstrekkende amendement in stemming gebracht. Als dat amendement is aangenomen, vervallen de andere amendementen automatisch. Ditzelfde geldt voor subamendementen, die in feite amendementen op amendementen zijn. Nadat over alle (sub)amendementen is gestemd, wordt over het – al dan niet gewijzigde – voorstel in zijn geheel gestemd (artikel 3.20).

Moties strekken niet tot wijziging van een voorgesteld besluit (zie ook de toelichting bij artikel 3.27). Over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Dit geldt niet voor moties over afzonderlijke, niet-geagendeerde onderwerpen. Over dergelijke moties 'vreemd aan de orde van de dag' wordt aan het einde van de vergadering beraadslaagd en gestemd (artikel 3.27, vierde lid).

§ 5 Besloten vergaderingen

Artikel 3.40 Algemeen

Een besloten vergadering is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht moeten worden genomen. Artikel 35, tweede lid, van de Waterschapswet bepaalt dat de deuren van de bijeenkomst van het college van hoofdingelanden gesloten worden wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft ondertekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd (artikel 35, derde lid, Waterschapswet).

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over de toelating van nieuwe leden, het vaststellen en wijzigen van de begroting, het vaststellen van de rekening, de invoering, wijziging of afschaffing van een waterschapsbelasting en de benoeming en het ontslag van de leden van het dagelijks bestuur met uitzondering van de voorzitter (artikel 36 Waterschapswet).

Artikel 3.41 Geheimhouding

Hetgeen besproken en besloten wordt in een besloten vergadering valt niet automatisch onder een geheimhoudingsplicht. Geheimhouding moet afzonderlijk worden opgelegd. Artikel 37 van de Waterschapswet bepaalt dat het algemeen bestuur op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur geheimhouding kan opleggen omtrent het behandelde in een besloten vergadering en omtrent de inhoud van stukken die aan de vergadering worden overgelegd. De geheimhouding dient tijdens de besloten vergadering te worden opgelegd en geldt voor degenen die bij de behandeling aanwezig waren en voor anderen die van het behandelde of van de stukken kennis nemen. Op grond van het eerste lid kan de geheimhouding ook voor een bepaalde termijn worden opgelegd.

Geheimhouding kan ook worden opgelegd door het dagelijks bestuur, de voorzitter of door een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan het algemeen bestuur of leden daarvan overleggen. In dat geval dient de opgelegde geheimhouding door het algemeen bestuur te worden bekrachtigd (artikel 37, tweede en derde lid, Waterschapswet).

In alle gevallen is het college van hoofdingelanden bevoegd de geheimhouding op te heffen, dus ook indien de geheimhouding door een ander bestuursorgaan is opgelegd. Een dergelijke beslissing kan alleen worden genomen in een vergadering waarbij ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is (artikel 37, vierde lid, Waterschapswet).

Alvorens het college van hoofdingelanden beslist tot opheffing van geheimhouding die door een ander orgaan is opgelegd, dient eerst besloten overleg plaats te vinden met het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, indien dat orgaan daarom verzoekt. Dit vloeit voort uit het vierde lid van artikel 3.41.

Artikel 3.42 Notulen

De regeling in dit artikel vormt een uitwerking van artikel 35, vierde lid, Waterschapswet.

Hoofdstuk 4 Commissies

§ 1 Algemeen

Artikel 4.1 Instelling commissies

Dit artikel biedt het college van hoofdingelanden de mogelijkheid vaste of tijdelijke commissies in te stellen. Het gaat hier om commissies die tot taak hebben het college van hoofdingelanden of het dagelijks bestuur bij hun besluitvorming te adviseren. Aangezien wettelijke regels hierover ontbreken moeten instelling, samenstelling, taak en werkwijze van de commissies door het college van hoofdingelanden geregeld worden.

De hier bedoelde adviescommissies dienen onderscheiden te worden van commissies die wel een wettelijke status hebben, zoals een ombudscommissie als bedoeld in artikel 51i van de Waterschapswet (bij het hoogheemraadschap niet ingesteld) of een bezwarenadviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht.

§ 2 Vaste commissies

Artikel 4.2 Taak

Dit artikel regelt de instelling en taak van vaste adviescommissies. Bij het hoogheemraadschap fungeren enkele vaste commissies, die adviseren over verschillende beleidsonderwerpen. Deze onderwerpen kunnen betrekking hebben op de primaire taken (water, wegen, afvalwaterzuivering), over bestuurlijke aangelegenheden (bestuur, middelen) of een combinatie daarvan. In de afgelopen jaren zijn verschillende wijzigingen doorgevoerd in aantal en taakvelden van de vaste commissies. Om hierin voldoende flexibel te blijven is ervan afgezien de bestaande vaste commissies en de onderwerpen waarover zij adviseren in het reglement van orde te vermelden.

Artikel 4.3 Samenstelling

Dit artikel bevat regels voor de samenstelling van de vaste commissies. Uitgangspunt bij de samenstelling van vaste commissies is een evenredige verdeling van de zetels over de fracties. Rekening houdend met de geringe omvang van veel fracties zal per commissie moeten worden bezien op welke wijze hieraan invulling kan worden gegeven. Om deze reden zijn geen voorschriften voor de samenstelling van vaste commissies in het reglement opgenomen. Dit wordt ter bepaling aan het college van hoofdingelanden overgelaten. De fracties wijzen de leden aan die hen in de commissies vertegenwoordigen.

Met het oog op de continuïteit van de werkzaamheden van een commissie is het gewenst dat voor elk lid van een vaste commissie tevens een plaatsvervangend lid wordt benoemd, dat het lid bij afwezigheid vervangt. Verplicht is dit echter niet.

In het Reglement van orde 2010 was het voorzitterschap van een vaste commissie belegd bij een lid van het college van dijkgraaf en hoogheemraden. Overeenkomstig het advies van de Commissie bestuurlijke zaken wordt het voorzitterschap in het nieuwe reglement belegd bij een lid van het college van hoofdingelanden, door dit college aan te wijzen. Aangezien de leden van het college van dijkgraaf en hoogheemraden ook deel uitmaken van het college van hoofdingelanden, blijft de mogelijkheid bestaan een lid van het dagelijks bestuur als voorzitter aan te wijzen. Aangezien de voorzitter van het hoogheemraadschap formeel geen lid is van het college van hoofdingelanden, wordt hij afzonderlijk vermeld.

Uitgangspunt van de nieuwe regeling van het voorzitterschap is dat de leden van het college van hoofdingelanden zichzelf kandidaat kunnen stellen voor het voorzitterschap of het plaatsvervangend voorzitterschap van een commissie. Wanneer voor een functie meer kandidaten beschikbaar zijn beslist het college van hoofdingelanden bij (schriftelijke) stemming op de voet van de artikelen 3.33 en volgende.

De Commissie bestuurlijke zaken heeft geadviseerd de aanwijzing van de voorzitters te laten gelden voor een periode van twee jaar. Bepaald is dat de aanwijzing geldt voor ten minste twee jaar. Eventueel kan dus van een nieuwe aanwijzing worden afgezien.

Indien de omstandigheid zich voordoet dat er geen voorzitter of plaatsvervangend commissievoorzitter beschikbaar is, bijvoorbeeld indien geen kandidaten voor het voorzitterschap beschikbaar zijn of bij afwezigheid van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter, voorziet het college van dijkgraaf en hoogheemraden in het voorzitterschap. Dit is dus bedoeld als vangnetbepaling.

Op grond van het achtste lid van artikel 4.3 kunnen ook steunfractieleden als plaatsvervangend lid van een commissie worden aangewezen. Steunfractieleden maken formeel geen deel uit van het college van hoofdingelanden of van een fractie, maar kunnen een fractie ondersteunen door als plaatsvervanger commissievergaderingen bij te wonen. Voordracht en benoeming van steunfractieleden geschiedt bij of krachtens afzonderlijke regeling (artikel 2.4, derde lid). Wanneer steunfractieleden als plaatsvervangend commissielid worden aangewezen gelden voor hen in de commissievergaderingen dezelfde regels als voor een fractielid.

Artikel 4.4 Zittingsduur, einde lidmaatschap en vacatures

De zittingsduur van de voorzitter en de leden van een vaste commissie is gekoppeld aan hun lidmaatschap van het dagelijks respectievelijk algemeen bestuur. Dit houdt in dat zij aftreden aan het einde van de zittingstermijn van het college van hoofdingelanden. Voorts treden zij af bij tussentijdse aftreding als lid van het dagelijks respectievelijk algemeen bestuur. Ten slotte kan het lidmaatschap eindigen op eigen verzoek.

Artikel 4.5 Ambtelijke bijstand

Dit artikel regelt het ambtelijk secretariaat van de vaste commissies. De ambtelijk secretaris assisteert de voorzitter bij zijn taken en draagt zorg voor de verslaglegging van de commissievergaderingen. Voor zover de organisatie daarin voorziet kan de ambtelijk secretaris voor de uitvoerende werkzaamheden ook anderen inschakelen.

Artikelen 4.6 t/m 4.9 Vergaderingen, agenda, oproep vergadering, openbare kennisgeving

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting. Voor zover noodzakelijk wordt verwezen naar de toelichting bij de overeenkomstige of soortgelijke bepalingen die gelden voor de vergaderingen van het college van hoofdingelanden.

Artikel 4.10 Bijwonen vergaderingen door leden van het college

Op grond van dit artikel staat het leden van het college van dijkgraaf en hoogheemraden vrij deel te nemen aan vergaderingen van commissies waarin zij geen zitting hebben. Zij hebben daarin een raadgevende stem.

Artikel 4.11 Opening vergadering; vergaderquorum

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 3.10.

Artikel 4.12 Handhaving orde

Ten aanzien van de handhaving van de orde zijn de desbetreffende bepalingen voor de vergaderingen van het college van hoofdingelanden van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit betreft de artikelen 3.13 (spreekregels), 3.14 (spreektermijnen), 3.15 (handhaving orde), 3.21 (voorstellen van orde), 3.22 (orde toehoorders) 3.23 (geluid- en beeldregistraties) en 3.24 (mobiele telefoons). Voor de toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij de genoemde artikelen.

Artikel 4.13 Spreekrecht toehoorders

Het spreekrecht van toehoorders in commissies wijkt af van het spreekrecht van toehoorders in vergaderingen van het college van hoofdingelanden. In de vergaderingen van het college van hoofdingelanden is het spreekrecht van toehoorders beperkt tot onderwerpen die op de agenda staan vermeld (artikel 3.18). In de commissies is het spreekrecht ruimer en niet beperkt tot onderwerpen die op de agenda staan. Wel moet het onderwerp behoren tot de aangelegenheden waarover de commissie adviseert.

Artikel 4.14 Advisering

Deze bepaling sluit aan op de gangbare werkwijze bij het hoogheemraadschap.

Artikel 4.15 Stemming

Een adviescommissie neemt geen formele besluiten, maar adviseert slechts. In de praktijk komen commissies dan ook niet door middel van stemmingen tot een advies. Niettemin is in dit artikel volledigheidshalve een regeling opgenomen om besluiten te nemen door middel van stemming. Daarmee kan beslist worden over bijvoorbeeld voorstellen van orde of voorstellen over uit te brengen adviezen.

Artikel 4.16 Verslag

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 4.17 Advisering zonder vergadering

In bijzondere gevallen kan het gewenst zijn het advies van een commissie in te winnen zonder dat deze daartoe in vergadering bijeenkomt, bijvoorbeeld in spoedeisende gevallen of bij gebreke van voldoende agendapunten. In die gevallen kan het overleg op iedere geschikte wijze plaatsvinden, zoals schriftelijk, telefonisch of via e-mail. Het ligt dan op de weg van de commissieleden om desgevraagd op het voorstel te reageren. Het spreekt voor zich dat met deze wijze van raadpleging zeer terughoudend moet worden omgegaan. Adviezen die op grond van dit artikel zijn uitgebracht worden in de eerste reguliere vergadering geagendeerd en bekrachtigd. Daarbij kan echter niet op een uitgebracht advies worden teruggekomen.

§ 3 Rekenkamercommissie

Artikel 4.18 Instelling

Artikel 109a van de Waterschapswet bepaalt dat het dagelijks bestuur periodiek onderzoek verricht naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hem gevoerde bestuur. Het algemeen bestuur kan bij verordening hierover regels stellen. Om aan dit doelmatigheidsonderzoek bij het hoogheemraadschap vorm te geven is een rekenkamercommissie ingesteld, bestaande uit leden van het college van hoofdingelanden en een externe voorzitter. Overeenkomstig de Waterschapswet worden samenstelling, taak en werkwijze van de commissie in een afzonderlijke regeling vastgelegd.

§ 4 Tijdelijke commissies

Artikelen 4.19 t/m 4.22 Instelling, taakverdeling, voorbereiden en uitbrengen advies, bijwonen vergaderingen door voorzitter

In bijzondere gevallen kan het gewenst zijn tijdelijke commissies in te stellen. Samenstelling, taak en werkwijze van dergelijke commissies zullen sterk afhangen van het doel waarvoor zij worden ingesteld. In deze paragraaf zijn enkele algemene uitgangspunten hiervoor aangegeven. Verder zullen deze onderwerpen in het instellingsbesluit geregeld moeten worden.

Op de vergaderingen van tijdelijke commissies zijn de bepalingen over de vergaderingen van de vaste commissies zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij in het instellingsbesluit anders is bepaald. Bij het instellen van een tijdelijke commissie dient derhalve goed onderzocht te worden in hoeverre het noodzakelijk is van deze voorschriften af te wijken.

Een vergadering van een tijdelijke commissie kan door de voorzitter van het hoogheemraadschap worden bijgewoond. Dat geldt uiteraard niet als de commissie is ingesteld voor een aangelegenheid die de voorzitter zelf betreft.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 t/m 5.3 Uitleg reglement, intrekking, inwerkingtreding en citeertitel

Deze artikelen behoeven geen toelichting.

Inhoudsopgave


SnelzoekenInfo

Snelzoeken
U kunt dit veld gebruiken om te zoeken op
–een vrije zoekterm voor het zoeken op tekst (bijvoorbeeld "milieu")
–een betekenisvolle zoekterm voor het zoeken naar specifieke publicaties (bijvoorbeeld dossiernummer '32123' of 'trb 2009 16').
U kunt termen combineren door EN te zetten tussen de termen (blg 32123 EN milieu).
U kunt zoeken op letterlijke tekst door '' om de term te zetten. ('appellabele toezeggingen').

Voor meer mogelijkheden en uitleg verwijzen wij u naar de help-pagina's van Officiële bekendmakingen op overheid.nl